Theorie

Samen lezen we onderstaande theorie goed door. Maak aantekeningen.

 

Doel: Aan het einde van de les weet je onderstaande begrippen toe te passen.

 

Een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd. Dat kan in de toekomst zijn, maar ook uit de middeleeuwen.

De vertelde tijd is de tijd die in het verhaal voorbij gaat.

 

Opdracht: Tijdlijn van een verhaal maken

Doel: Je onderzoekt de vertelde tijd en de opbouw van het verhaal met een tijdlijn.

Begrippen: inleidend begin, middenin begin gebeurtenissen, vertelde tijd.

 

De afgelopen weken heb je steeds in de les het boek Koning van Katoren gelezen van Jan Terlouw. Je weet nu genoeg om er een tijdlijn van te maken. Op deze tijdlijn laat je zien hoe het verhaal verloopt. Wat komt er op je tijdlijn?

  1. Begin: Hoe start het verhaal? Wordt er veel uitgelegd of val je midden in de actie?
  2. Belangrijke gebeurtenissen: Wat zijn de hoogtepunten van het verhaal? Geef deze aan in chronologische volgorde.
  3. Terugblikken en sprongen in de tijd: Gebeurt er een flashback (terugblik) of wordt er vooruitgesprongen in de tijd?
  4. Einde: Is het een open einde of een gesloten einde?
  5. Ga op zoek naar het moraal van het verhaal. Deel deze ook op jouw tijdlijn.