De Verlichting

Lesdoelen:

Aan het einde van deze pagina kan je:

 

Uitleg:

Sinds de middeleeuwen is er al sprake van een standensamenleving in Frankrijk. Dit houdt in dat de samenleving opgesplitst is in verschillende standen, ook wel groepen. In het Ancien Régime zag de standensamenleving er als volgt uit (Bekijk afbeelding 1) De geestelijken en de adel zijn de kleinste groep. Deze groepen hoeven geen belasting te betalen, bezitten grote stukken land en hebben goeden bestuursfuncties. Ze hadden dan ook wel privileges (voorrechten). Binnen de derde stand heerst veel onrust. Er bestaat namelijk nog een fictieve standensamenleving binnen deze stand. De rijke stonden boven aan en de arme onderaan. De rijke mensen, zoals bankiers, rechters of kooplieden moesten als nog belasting betalen. Ze waren het er niet mee eens dat ze geen inspraak hadden in het bestuur. De arme mensen, zoals boeren en loonarbeiders moesten juist hard voor hun geld werken. Na het harde werken hielden ze als nog weinig geld over. Ook zij hadden geen inspraak in het bestuur.

 

Tijdens de Wetenschappelijke Revolutie (17e eeuw) begonnen mensen steeds logischer na te denken en deden meer experimenten. Dit trok zich door naar het verlicht denken. Rond 1650 leidden dit tot meer vertrouwen in het menselijke verstand. Met het menselijk verstand had je een betere blik op de wereld en was je daarom ook verlicht. Door rationeel te denken kon je de wereld beter begrijpen. Alsof het lichtje opeens aanging in het donker. De Verlichting werd gekenmerkt door verschillende factoren:

 

We zien in het Ancien Régime dat mensen niet vrij en gelijk geboren worden. Verlichte denkers vinden dat mensen vrij en gelijk geboren zijn. Deze ideeën worden ook wel de natuurrechten genoemd. Verlichte denkers houden zich ook bezig met de inrichting van het land en hoe het land bestuurt wordt. Zo hebben twee belangrijke verlichte denkers: Jean-Jacques Rousseauen Charles de Montesquieu.

Jean-Jacques Rousseau: Hij wilde een democratie: De absolute macht moest bij het volk liggen en niet bij de koning.

Charles de Montesquieu: De scheiding van de machten(Bekijk afbeelding 2): de uitvoerende, wetgevende en de rechtsprekende macht. Hierdoor zou er geen machtsmisbruik kunnen plaats vinden.

Absolute vorsten waren niet blij met de verlichte denkers. Dit zorgde er namelijk voor dat hun positie begon te wankelen. Hierdoor werd er censuur opgelegd. Dit houdt in dat er een verbod werd gelegd op bepaalde boeken, tijdschriften, tentoonstellingen, etc. Ondanks de censuur konden mensen nog wel deelnemen aan het publieke debat: mensen praten in de samenleving over bepaalde kwesties.

 

Begrippenlijst:

Standensamenleving = Samenleving die is verdeeld in drie groepen: geestelijkheid (eerste stand), adel (tweede stand) en burgers en boeren (derde stand). De eerste en de tweede stand hebben allerlei voorrechten.

Privileges =  Voorrecht dat door de koning was verleend aan een geestelijke of edelman

Rationeel denken = Logisch denken (niet afgaan op het gevoel of traditie).

De Verlichting = Manier van denken waarin geloof en traditie plaatsmaken voor logisch en verstandelijk redeneren.  Verlichte burgers waren kritisch over kerk, bestuur en samenleving en wilden deze verbeteren.

Tolerantie = Verdraagzaamheid

Scheiding van de machten = Door Montesquieu bedachte verdeling van de bestuurlijke mach in drie delen: de macht om wetten te maken (volksvertegenwoordiging), de macht om wetten uit te voeren (regering) en de macht om wetovertreders te bestraffen (rechters).

Natuurrechten = Een recht dat ieder mens van nature heeft, zoals het recht op vrijheid of bezit

Censuur = Het verbod door de regering op het openbaar maken van bijvoorbeeld teksten, toneel- en muziekstukken

Publieke debat = Discussie over problemen in de samenleving waaraan een groot deel van de bevolking meedoet

Afbeelding 1

Afbeelding 2