
Met veel enthousiasme, aangestoken door overmoedig nationalisme en militarisme, vertrokken de Duitse soldaten. Ze dachten dat ze de oorlog voor de kerst van 1914 al wel zouden hebben gewonnen. De Duitse aanval was gebaseerd op het Von Schlieffenplan. Eerst vielen de Duitsers België binnen, een land dat net zoals Nederland en Zwitserland neutraal was in de Eerste Wereldoorlog en dus niet meedeed. De Duitsers schenden hiermee dus de neutraliteit van België. Omdat de Britten de neutraliteit van de Belgen garanderen, verklaarde nu ook Groot-Brittannië Duitsland de oorlog.
Het Duitse leger trok intussen op naar de Franse grens. Als ze het op deze manier voor elkaar kregen om Frankrijk snel te veroveren, konden ze zich daarna focussen op Rusland. Zo zouden ze een tweefrontenoorlog kunnen voorkomen.
De snelle opmars van de Duitsers kwam echter in 1914 al tot stilstand bij Parijs, toen de Fransen bij de Slag bij de Marne de Duitsers een nederlaag bezorgden. De Duitse troepen groeven zich hierna in, waardoor er al gauw aan het westelijk front in Europa een loopgravenoorlog ontstond. Zo lagen gigantische legers in haastig gegraven loopgraven tegenover elkaar in een linie die liep van de Zwitserse grens tot aan de Noordzee. Soms vielen legers in een gebied elkaar aan, wat veel soldaten het leven kostte maar vaak geen terreinwinst tot gevolg had. Een snelle Duitse overwinning werd hierdoor onmogelijk gemaakt en er kwam toch een tweefrontenoorlog. Door nieuwe militaire technieken en wapens was het heel moeilijk om grond te veroveren en werd de oorlog uitputtend. Toch vonden er ook enkele veldslagen plaats, wat echte slachtvelden waren. Zo mislukte de Frans-Britse aanval bij de Slag aan de Somme in 1916 grandioos, wat het overlijden van zo’n 1 miljoen soldaten tot gevolg had.