Onder leiding van Lenin werd Rusland een dictatuur (alleenheerschappij).
Het communistische regime (ondemocratische regering) verbood alle andere partijen en onderdrukte de bevolking met terreur (bangmakerij met geweld).
Tegenstanders werden in concentratiekampen gevangen gezet of vermoord.
Lenin werd opgevolgd door Stalin. Hij was een nóg strengere dictator. Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een totalitaire staat: waarin de overheid de samenleving volledig wilde beheersen.