3. Huidige situatie

Je gaat je dus buigen over het riviergebied rond de IJssel. Om een nieuw beeld voor de toekomst te ontwerpen moet je eerst heel goed kijken hoe het landschap nu is ingericht. Je maakt daarbij gebruik van bestaande kaartlagen in EduGIS. Hiernaast zie je de EduGIS atlas die de benodigde kaarten toont.

Het rivierengebied van de IJssel is opgedeeld in 14 deelgebieden. Elk groepje krijgt een gebied toebedeeld. Vraag aan je docent welk gebied je gaat onderzoeken.

Zet in onderstaande volgorde de kaartlagen één voor één aan en beantwoord de vragen. Noteer je antwoorden in een digitaal document (of op papier). Tip: bij elke kaartlaag kun je 'Meer informatie' vinden in de legenda.

Bekijk de kaartlaag «Deelgebieden» Heb je je eigen gebied gevonden? Zoom er op in.

1. Vink de kaartlaag «Water» aan. Bekijk nauwkeurig de ligging van de IJssel in je gebied. Welke kant stroomt de IJssel op?

2. Vink de kaartlaag «Dijken» aan. Tussen de rode lijnen, in het buitendijksgebied, kan de rivier vrij stromen. Meet op deze kaart de breedte van het smalste gedeelte. Zoom in en uit om het gehele stroomgebied van de IJssel te zien. In je eigen ontwerp mag je straks zelf bepalen waar de (nieuwe) dijken komen te liggen.

3. Vink de kaartlaag «Landgebruik» aan: Verander de doorzichtigheid om te ontdekken hoeveel landbouwgrond er is. Gebruik de i-knop om er achter te komen wat er zoal verbouwd wordt in je gebied. Maak een overzicht.

4. Vink de kaartlaag «Gebouwen» aan: Deze laag toont je de steden, dorpen en vrijstaande boerderijen. Kijk goed naar de spreiding van bebouwing in je gebied en omschrijf het spreidingspatroon.

5. Vink de kaartlagen «Wegen» en «Spoorwegen» aan: In je eigen ontwerp zul je een beetje rekening moeten houden met infrastructuur vanwege bereikbaarheid en andere voorzieningen, maar laat je niet te veel door leiden door deze huidige wegen. Laat je creativiteit de vrije loop.

6. Selecteer de laag «Hoogteligging» aan: Op deze laag zie je waar de hoge en lage delen liggen. Dat is een belangrijk gegeven in het landschap: mensen willen graag hoog wonen en water stroomt naar de laagste gebieden. Hoe hoog is het hoogste punten en hoe laag ligt het laagste punt in jullie gebied. (Kijk in het landelijk gebied, kerktoren telt dus niet)

7. Selecteer de laag «Grondsoorten». Als je een landschap opnieuw gaat inrichten is het belangrijk rekening te houden met de grondsoort. Elke grondsoort heeft namelijk unieke eigenschappen die je kunt gebruiken in je plan. Open de laag in het rechtermenu om de legenda te bekijken. Welke grondsoort overheerst in jullie gebied?