Injecteren
Injecteren is het met behulp van een injectiespuit en injectienaald vloeistof (medicijnen) inspuiten in de huid (intracutaan), in het onderhuids bindweefsel (subcutaan) of, in een spier (intramusculair) of in een bloedvat (intraveneus).
Subcutane injectie
Een subcutane injectie geef je in het onderhuids vetweefsel, de subcutis. De subcutis bevindt zich onder de huid en bestaat uit losmazig bindweefsel. De meerderheid van deze bindweefselcellen ontwikkelt zich tot vetcellen. Na een subcutane injectie wordt het geneesmiddel voornamelijk opgenomen door de bloedvaatjes in het vetweefsel. Voorbeelden van geneesmiddelen die subcutaan worden gegeven zijn heparine en insuline.
Indicaties voor een subcutane injectie
– Als het geneesmiddel langzaam in het bloed opgenomen moet worden.
– Wanneer medicatie niet via het maag-darmkanaal mag worden opgenomen.
Contra-indicaties
- niet injecteren in een ledemaat dat verlamd is
- bij ledematen met (lymfe) oedeem
- bij infiltraten
- bij een hematoom
- rondom een stoma
- in een ontstoken gebied of een gebied met wondjes en eczeem
- in een arm of been met een infuus of een shunt