Verdieping – Geuren binnen en buiten

De rijke koopmanselite van de 17de eeuw kon het zich veroorloven om personeel in dienst te nemen voor het schoonmaken en het onderhouden van hun woningen. In hun schoongeboende huizen waren veel aangename geuren te ruiken. De geur van vers gewassen linnen werd in de linnenkast verrijkt met geurzakjes. De geurzakjes werden veelal samengesteld uit rozenknoppen, kruidnagel en muskus. Daarnaast drongen steeds meer geuren van verre continenten de huizen van stedelingen binnen. Peperdure kruiden zoals foelie, nootmuskaat en kruidnagel werden in speciale specerijhouders op tafel uitgestald.


Het contrast met de straat buiten kon haast niet groter. Amsterdam was berucht om de stinkende grachten, waarin al het afval terechtkwam. Riolen en openbare wc’s loosden op de grachten. Winkels, markten, leerlooierijen, slachterijen en textielfabrieken dumpten hun vervuilende stoffen erin. Welgestelde Amsterdammers ontvluchtten in de zomer de stinkende stad, om ergens buiten Amsterdam in frissere lucht te vertoeven. Arme stadsgenoten hadden weinig keus, zij moesten zelfs hun wasje in de gracht doen.