De laag die zich onder de opperhuid bevind is de lederhuid (Dermis). De lederhuid is gemaakt van losmazig bindweefsel met sterke vezels waardoor weer elastische vezels heen vervlochten zijn. Dit maakt deze laag sterk, taai, elastisch en rekbaar. Als je de huid teveel oprekt kunnen die elastische vezels scheuren en krijg je striemen. Dit zie je bijvoorbeeld bij zwangere vrouwen. Hun buik wordt zo opgerekt dan de elastische vezels scheuren en dan zie je striemen op de buik. Rimpels ontstaan dan weer door de sterke vezels waarvan het vermogen om water vast te houden afneemt. Hierdoor wordt ook de spankracht van de huid minder en krijg je dus rimpels.
In de lederhuid kan je veel bloedvaten, lymfevaten, uiteinden van de gevoelszenuwen, haarwortels met talgklieren, zweetklieren en cellen die goed zijn voor de afweer vinden. De afvoerbuisjes van de talgklieren en zweetklieren gaan door de opperhuid heen naar buiten. vandaar ook dat zijn bijvoorbeeld kunnen zweten. Ook vind je er veel zintuigcellen, die zorgen voor het gevoel.
Er zijn twee lagen in de lederhuid. Dat zijn van binnen naar buiten:
reticulaire laag;
papillaire laag.
De reticulaire laag (stratum reticulare) bevat heel veel collagene vezels. Dit zijn de elastische vezels die dus zorgen voor de rekbaarheid van de huid. Deze vezels liggen met goeie regelmaat in de laag in de vorm van langgerekte ruitjes. Vanwege deze regelmaat heeft je huid een bepaalde splijtrichting. Dit is bijvoorbeeld belangrijk als je een operatie krijgt, want als de chirurg een snede maakt in dezelfde richting als de ruitjes worden er weinig collagene vezels doorgesneden en krijg je uiteindelijk maar een klein litteken.
De papillaire laag (stratum papillare) heeft deze naam gekregen omdat deze veel dermispapillen bevat die in de opperhuid uitsteken. De dermispapillen hebben bloedvaten en zenuwen. Het bindweefsel in deze laag heeft vooral veel fijne collagene en elastische vezels.
De huid en de bijbehorende organen worden verzorgd door een fijn netwerk van haarvaatjes. Dit netwerk komt uit in de kleine slagaders in het onderhuids bindweefsel. De slagaders voeren de voedingsstoffen aan en een deel van de afvalstoffen worden dan weer door de aders of de lymfehaarvaten afgevoerd. De lymfehaarvaten komen weer uit in de lederhuid.
Door de hele lederhuid zijn uiteinden van de gevoelszenuwen te vinden. Dit zijn de zenuwen waardoor wij prikkels als aanraking, temperatuur, druk en pijn kunnen voelen. Elk zenuwuiteinde kan een specifieke prikkel waarnemen.