Download docentenhandleiding van dit practicum als pdf
Onderwerp: mechanica
In deze proef gaan de leerlingen zelf het verband ontdekken tussen massa en zwaartekracht. Ze hangen verschillende massa’s aan een krachtmeter en tekenen de grafiek van massa tegen zwaartekracht. Vervolgens stellen ze een formule op die bij de grafiek past en bespreken ze wat de betekenis is van de richtingscoëfficiënt van deze formule.
Deze proef is geschikt voor de onderbouw, vanaf de 2e klas.
Kunnen maken van goede meettabellen en grafieken
Een formule op kunnen stellen bij een grafiek die een rechte lijn door de oorsprong is.
De zwaartekracht op of de massa van kunnen berekenen met
Begrijpen wat de 'g' betekent in de formule
Leerlingen weten wat een kracht is (duwen/trekken, een interactie tussen twee dingen).
Fijn als leerlingen al ervaring hebben met het maken van meettabellen, grafieken en formules, maar niet noodzakelijk.
Voorwerpen met verschillende (bekende) massa’s die je aan een krachtmeter kan hangen. Het hoeven niet allemaal dezelfde voorwerpen te zijn. Handig om de massa’s er op te schrijven. Als je de tijd hebt, kun je de leerlingen zelf de massa laten bepalen met een balans (deze meet massa onafhankelijk van gewicht). Je kan ook volstaan met laten zien dat je van te voren de massa’s hebt bepaald met een balans.
Krachtmeters (bereik tot 5N; eventueel kun je ook een krachtmeter met een kleiner bereik geven voor kleinere massa’s).
Statieven met klemmen.
Laat zien hoe de krachtmeter werkt.
Vraag hoe je kan zien dat er een kracht werkt op de krachtmeter (de veer aan de binnenkant wordt vervormd).
Hang een voorwerp aan de krachtmeter. Vraag de leerlingen welke kracht nu wordt gemeten (Veerkracht; klopt! De veerkracht van de krachtmeter. Zwaartekracht wordt ook al snel genoemd. Zo niet; vraag dan of het de veerkracht zelf is die ervoor zorgt dat de veer wordt uitgerekt.) Als leerlingen al hebben gewerkt met krachtendiagrammen. Laat ze dan een diagram tekenen van de krachten op het gewicht. Laat ze iedere kracht een label geven van de vorm F[soort],van [voorwerp 1] op [voorwerp 2] . Dit zou het volgende op moeten leveren:
Vraag wat we moeten doen om de kracht die we meten te veranderen (een ander voorwerp ophangen).
Vraag welke grootheid we dan veranderen. (Gewicht). Op dit punt kan je een korte discussie voeren over het verschil tussen gewicht en massa. Definieer gewicht als hoe hard je op de grond duwt en massa als uit hoeveel ‘spul’ je bestaat. Vraag de leerling om zich voor te stellen dat we dit proefje in de ruimte doet. Is het voorwerp dan gewichtloos? Is het massaloos?
Indien de tijd het toelaat kun je een tabel maken met verschillen tussen massa en gewicht
Massa |
Gewicht |
|
Definitie |
Hoeveelheid ‘spul’ |
Kracht waarmee je op de grond duwt. |
Eenheid |
Kilogram Kg |
Newton N |
Als je dit meet op de maan… |
Blijft massa hetzelfde |
Wordt het gewicht minder |
Kan je meten met… |
Een balans |
Een weegschaal/veerunster |
Wat zou de krachtmeter aanwijzen in de ruimte (niets). Hoe komt dat (het voorwerp is gewichtloos). Dan kunnen we concluderen dat de krachtmeter eigenlijk gewicht meet. Zwaartekracht en gewicht zijn kennelijk hetzelfde. Dan kunnen we in dit experiment beter massa kiezen als grootheid om te veranderen.
Tijdsplanning:
Klassenorganisatie