3.1 Bacteriën

Bacteriën zijn eencellige plantaardige micro-organismen die zich geheel zelfstandig kunnen vermenigvuldigen. Dit in tegenstelling tot een virus.
Bacteriën planten zich voort door zichzelf helemaal na te maken. Bij iedere deling van een bacterie ontstaan twee ziekteverwekkers. Uit twee ontstaan er vier, uit vier weer acht, enzovoort.
Na één dag zijn dan uit één bacterie vele tientallen ziekteverwekkers gevormd.  
Een besmetting met honderden bacteriën kan dus na enkele dagen honderdduizenden bacteriën opleveren. Dat is meer dan genoeg voor een behoorlijke infectie.
Bacteriën zijn niet altijd schadelijk. In ons lichaam komen veel bacteriën voor die niet ziekmakend zijn. Zij hebben het menselijk lichaam nodig om te kunnen blijven leven en veroorzaken normaal gesproken geen ziekte. Alleen bij een slechte plaatselijke weerstand, of als de bacteriën op een andere plaats in het lichaam terechtkomen, kunnen zij ziekte veroorzaken.
Men noemt deze bacteriën commensalen; zij leven samen met de gastheer.
Sommige soorten zijn echter wel degelijk ziekteverwekkend. Die veroorzaken ziekte als er gunstige omstandigheden ontstaan voor die bacteriën.
Bij een infectie met bacteriën ontstaat pus. Pus is besmettelijk, aangezien zich naast dode bacteriën ook nog levende bacteriën in de pus bevinden.
Bron: Basisboek Pathologie

Bekijk onderstaande video die over uitleg geeft over goede en slechte bacteriën:

Bron: Algemene Databank