Het moment dat de puls de transducer verlaat komt op de grafische weergave als een lijntje: de nullijn.
Het kan zijn dat dat niet goed getimed wordt.
De puls verlaat dat eerst de transducer en dat wordt dn te laat doorgegeven aan de rest van het systeem.
Het gevolg is dat de nullijn te ver naar beneden op de grafische weergave komt en je dus meer diepte onder het schip verwacht.
De afstand tussen de nullijn en de bodemweergave klopt overigens wel.
De digitale weergave klopt ook, maar de grafische weergave moet je dus corrigeren voor de nullijn.
Bij digitale weergaves met cijfers heb je hier geen last van.
De afstand tussen de nullijn en de bodem wordt immers gewoon weergegeven.
Ook de grafische weergaves op schermen speelt dit niet zo.
Zoals in het voorbeeld hierboven te zien is komt de digitale uitlezing en de grafische weergave gewoon overeen, omdat ook dat de afstand tussen nullijn en bodem aangeeft.
Eigenlijk speelt dit probleem vooral bij de ouderwetse grafische uitlezing op papier:
Waarbij je de diepte uitleest op een plastic schaalverdeling bovenop het papier. (aan de zijkant)
En bij systemen die met een draaiende LED de diepte aangeven
(Hier kan je ook mooi de te hoog ingestelde GAIN zien als de tweede kortere streep.
De rode stippen zijn de nullijn (te ver naar rechts) en het ingestelde dieptealarm. Hier dus maar liefst 7m.)
Bij sommige merken, lang niet alle, kun je de nullijn handmatig bijstellen.