Duurzaamheid = De aarde zo gebruiken dat de toekomstige generaties er ook nog plezier van kunnen hebben. (Niet meer gebruiken dan dat er bij komt op aarde).
Duurzame energie = Hernieuwbare energie, ook wel duurzame of groene energie genoemd, is energie afkomstig van natuurlijke bronnen die constant worden aangevuld. Dit is energie uit wind, waterkracht, zon, bodem, buitenluchtwarmte en biomassa.
People, planet en profit = De drie elementen in duurzaamheid (duurzame ontwikkeling)
Ecologische voetafdruk = De oppervlakte aarde die nodig is om te voorzien in de levensstijl van een persoon, stad of land.
Ecosystemen = Een ecosysteem is een natuurlijk systeem dat bestaat uit alle levende wezens die in een bepaald gebied voorkomen.
Enquête = Een enquête is een manier van onderzoek doen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een vragenlijst, die aan meerdere personen wordt voorgelegd.
Fossiele brandstoffen = Brandstoffen die opraken (niet-hernieuwbaar) en die schadelijk zijn voor het milieu. Bijvoorbeeld aardgas, aardolie, steenkool.
Milieu = De omgeving waarin iets of iemand leeft. De natuurlijke leefomgeving van mens, dier en plant.
Schaarste = Als er productiemiddelen moeten worden opgeofferd om het product voort te brengen. Om bijvoorbeeld een brood te produceren moeten eerst de productiemiddelen grondstof, energie, arbeid en tijd worden opgeofferd. Brood is daardoor een schaars goed.
Voedselverspilling = Voedselverspilling betreft voedsel dat geschikt is voor menselijke consumptie en dat wordt weggegooid.