Je beschrijft dat geluidsbronnen(stem, luidspreker) verschillende soorten geluidstrillingen maken, die door een trillende tussenstof met een snelheid worden verplaatst en vervolgens worden opgevangen(microfoon, oor).
Je beschrijft wanneer gehoorschade kan optreden, je herkent wanneer er sprake is van geluidshinder en je beschrijft welke maatregelen ter voorkoming daarvan genomen kunnen worden.
Je beschrijft het verband tussen frequentie, het aantal trillingen per seconde en de toonhoogte, en je maakt deze zichtbaar met een oscilloscoop.
Je laat zien dat de geluidssterkte wordt gemeten met een decibel-meter of met een oscilloscoop, door de amplitude van de golf te bepalen.