Drifstromen worden opgewekt door winden die een lange tijd of zelfs het hele jaar door naar dezelfde richting waaien.
Bekend zijn de passaat- en moessonwinden.
Het water wil met die wind meewaaien. ("Sleepeffect)
Het krijgt dan ten gevolge van het massatraagheidsmoment, cohesie tussen de waterdeeltjes en wrijving met landdelen een snelheid die grofweg zo'n 1-2% van de windsnelheid (knopen) is.
Maar door de corioliskracht buigt het af.
En wel met een theoretische hoek van zo'n 45°
(Praktijk tussen 20° en 45°
Naarmate de diepte toeneemt neemt de invloed van de corioliskracht ook toe.
De wind heeft immers steeds minder invloed.
De afwijking is op het N-lijk halfrond rechtsom en op het Z-lijk halfrond linksom.
Uiteindelijk kan de stroom op grote diepte zelfs tegengesteld staan aan de stroom aan de oppervlakte of zelfs doordraaien.
Wel met veel minder snelheid, ongeveer 4% van de snelheid die het aan de oppervlakte had.
Het resulterende massatransport of Ekmantransport is dwars op de wind, wat weer aanleiding is voor een gradiëntstroom. De uiteindelijke zeestroom is een resultante van de driftstroom en de gradiëntstroom.
Dit is goed zichtbaar in een zogenaamde Ekmanspiraal. 1: Richting wind
2: Initiële richting (sleeprichting) water
3: Resultante
4:Corioliskracht