Het beeldscherm.

Vroeger had men beeldschermen met een ouderwetse beeldbuis, zoals die ook in oude televisies zit.
Te herkennen aan zo'n grote toeter aan de achterkant.
Aan de binnenkant van het glas zat een fluoricerend laagje dat opgloeide wanneer op die plek een neutronenpakketje erop geschoten werd.
Dat is dan de echo.

Dit had twee grote nadelen:




1) Het was niet of nauwelijks met daglicht te zien.



Overdag moest er zo'n rubberen hoed op waar je je gezicht op moest leggen.
(Waar je overigens met behulp van schoensmeer leuke grappen mee kon uithalen...)

2) De echo was niet constant zichtbaar.

   De sweep moest langskomen, die schoot dan een pakketje neutronen op die plek en dat gloeide een poosje na.
Maar de echo verscheen pas weer goed als de sweep opnieuw langskwam.
Daarom had men in die tijd ook vaak een radarkamer.
Een hut, naast of achter de brug, zonder ramen en een verduisterend gordijn als deur waar het dus altijd donker was en het scherm goed te zien was.
Nadeel was dat je dus niet constant de radar in de gaten kon houden.
En, als je bij de radar was, je dus niet naar buiten kon kijken.

Zo begin jaren 80 kwamen de zogenaamde "daglicht radars" in opmars.


Deze hadden een gewoon televisiescherm.
Alweer een grote vooruitgang, maar met fel zonlicht waren ze nog steeds niet goed zichtbaar.
Dat kon je dan weer oplossen door schotjes aan de rand van het scherm te plaatsen, maar ideaal was het zeker nog niet.

Zo in de jaren 90 kwamen er LCD schermen, wat lange tijd standaar is gebleven.
Vervolgens computerschermen zoals we die ook thuis hebben, en tegenwoordig komt er steeds meer LED.


 

Een beeldscherm moet natuurlijk ook een lekkere moeilijke technische naam hebben en heet dan ook een Plan Position Indicator (PPI).
En daarvan hebben we twee soorten:
De Radial Scan PPI en de Raster Scan PPI.