Mondelinge taal

Gooi de bal

Nodig:

Opdracht:

Gooi de bal naar een leerling. De leerling kijkt naar het kaartje bij zijn hand of duim. Hij/zij leest het kaartje met het woord of bijbehorende opdracht.

Woorden bowlen

Plak de aangeboden woorden of woordkaarten op kegels. Zet de kegels een stukje uit elkaar en laat de kinderen de kegels omgooien. Hebben ze een kegel om? Laat ze dan het woord op deze kegel lezen.

Woorden mikken

Leg in de ruimte een aantal hoepels neer. In de hoepels liggen woordkaarten. De kinderen krijgen een aantal pittenzakjes en gaan om de hoepels heen staan. Noem of omschrijf nu een woord. De kinderen proberen hun pittenzakje in de juiste hoepel te mikken. Raak? Dan hebben ze een punt.

Rijmen

Nodig:

Opdracht:

Elk kind krijgt een rijmkaartje. Het kind zoekt een maatje. Heb je een maatje gevonden, geef je diegene een high five. Dan gaan ze kijken of hun kaartjes op elkaar rijmen. Rijmen de woorden? Dan leveren ze hun kaartje in bij de leerkracht. De leerkracht geeft ze weer een nieuw kaartje. Rijmen de woorden niet? Dan zoeken ze een nieuw maatje.