Literaire begrippen bij gedichten

Herhaling: begrippen bij gedichten

Traditionele of klassieke poëzie

• Geeft meer “houvast”, zowel voor dichter als voor lezer;

• Vrij nauwkeurig omschreven vormkenmerken:

  - regelmatige strofebouw

  - rijm

  - metrum

Modernistische poëzie

• Kent weinig formele regels;

• Is veel vrijer;

• Geeft de dichter meer mogelijkheden;

• Gaat soms zo ver dat er bijna niet meer gesproken kan worden over een gedicht in de normale zin van het woord;

• Concrete of visuele teksten: teksten waarvan de inhoud uitgebeeld wordt door hun vorm (Paul van Ostaijen)

Strofebouw

• Distichon: strofe van twee regels;

• Terzet: strofe van drie regels;

• Kwatrijn: strofe van vier regels;

• Een los op zichzelf staand gedicht van vier regels wordt ook een kwatrijn genoemd.

Rijm

Volrijm, halfrijm: alliteratie, assonantie

Voorbeeld volrijm: 

 

Sinterklaas zat lang te denken

Wat hij jou zou schenken...

Voorbeelden halfrijm: 

• Alliteratie:

  - wikken en wegen

  - Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan

• Assonantie:

  - gaan – staat

  - kwelling - hekken

Rijmschema

Omarmend rijm (abba)

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood,
En het leven vliet gelijk het vlood,
En elk zijn is tot niet-zijn geschapen.
 

Gekruist rijm (abab)

Het leven is niet zonder zorgen

Het leven is niet zonder pijn

Maar denk dan aan morgen

Dat die dag wel heel mooi zou kunnen zijn
 

Gepaard rijm (aabb)

Dit kind, ons kind, dat louter vreugde is

Dit kind, dat als een bloem, zo jong, zo fris

Ontwaakt, ontluikt, al zoveel blijdschap bracht

En waar wij voor willen zorgen, dag en nacht

Enjambement

De regels worden afgebroken op een plek waar in de zin juist geen pauze valt.

Voorbeeld:

’t Is de verwezenlijking van
Het lieflijk droombeeld, dat
Zijn ziel zich had geschapen, die
Daar in dien wagen zat