Het schaalniveau van een kaart geeft aan wat er allemaal op een kaart te zien is. Er zijn verschillende schaalniveaus.
De kaarten in de atlas zijn gerangschikt naar schaalniveau. Aan het begin van de atlas zie je hoofdzakelijk kaaarten op lokaal schaalniveau. Daarna komen (in deze volgorde) de kaarten op regionaal, nationaal, continentaal en mondiaal schaalniveau. Soms zie je tussendoor nog een regionale of nationale kaart van een gebied, deze kaarten zijn dan vaak thematisch gekozen om toe te voegen.
Wanneer je van lokaal schaalniveau naar beneden gaat dan ben je aan het uitzoomen. Je ziet een steeds groter stuk van de wereld op een kaart. De kaart krijgt steeds minder details. Wanneer je van mondiaal schaalniveau naar boven gaat dan ben je aan het inzoomen. Je ziet een steeds kleiner stuk van de wereld op een kaart. De kaart wordt steeds gedetailleerder. Als het schaalniveau verandert, verandert ook de schaal. De algemene regels zijn:
Hoe groter een schaalgetal, hoe kleiner de schaal,
hoe meer uitgezoomd de kaart is en hoe minder details zichtbaar zijn.
Hoe kleiner een schaalgetal, hoe groter de schaal,
hoe meer ingezoomd de kaart is en hoe meer details zichtbaar zijn.