6.2 Het creëren van functies

Module 4 beschrijft hoe iedere functie een naam heeft, nul of meer parameters, en mogelijk een retourwaarde. Als je je eigen functies maakt, moet je al deze elementen definiëren.

Syntax

def <functie_naam>(<parameter_lijst>):

    <acties>

 

Functienamen moeten voldoen aan dezelfde eisen als variabele namen, dat wil zeggen, alleen letters, cijfers, en underscores, en ze mogen niet beginnen met een cijfer. De parameter lijst bestaat uit nul of meer variabele namen, met komma’s ertussen. Het blok code onder de functie definitie moet inspringen.

Let erop dat Python je functie definitie moet hebben “gezien” voordat je de functie kunt aanroepen. Het is daarom de gewoonte dat functie definities bovenin een programma staan, meteen onder de import statements.