Je kunt default waardes geven aan sommige parameters. Je doet dit door bij het specificeren van de parameter een assignment operator (=) en de gewenste waarde op te nemen, alsof het een reguliere assignment is. Als je de functie aanroept, mag je een waarde voor alle parameters opgeven, of slechts voor een aantal. De waardes worden aan de parameters gegeven van links naar rechts. Als je minder waardes opgeeft dan er parameters zijn, maar er default waardes gegeven zijn aan de parameters waarvoor je niks opgeeft, krijg je geen runtime fouten. Als je een functie definieert met default waardes voor een aantal parameters, maar niet voor alle parameters, dan is het de gewoonte om de parameters waarvoor je een default waarde opgeeft rechts te plaatsen van de parameters waarvoor je geen default waarde hebt.
Als je de default waarde van een specifieke parameter wilt vervangen, en je kent de naam van de parameter maar je weet niet waar hij staat in de parameter-orde, of je wilt simpelweg de default waardes van de overige parameters intact laten, dan kun je in de aanroep van de functie deze specifieke parameter overschrijven door een assignment aan de parameter op te nemen tussen de haakjes, dus <functie>( <parameternaam>=<waarde> ).
De volgende code geeft voorbeelden van deze mogelijkheden:
