Python biedt basis functies, waarvan er een aantal hierboven besproken zijn. Naast die basis functies biedt Python ook een groot aantal zogeheten “modules,” waarin zich vele nuttige functies bevinden. Om de functies van een module te gebruiken in een programma, moet je de juiste module importeren door boven in je programma import <modulenaam> op te nemen. Je kunt dan alle functies die in de betreffende module staan in je programma gebruiken, maar je moet de functie-aanroepen vooraf laten gaan door de naam van de module en een punt. Bijvoorbeeld, om de functie sqrt() uit de math module (die de wortel van een getal trekt) te gebruiken, roep je math.sqrt() aan nadat je mathgeïmporteerd hebt.
Als alternatief kun je ook specifieke functies vanuit een module importeren, via:
from <module> import <functie1>, <functie2>, <functie3>, ...
Het voordeel van een dergelijke manier van functies importeren is dat je in je code niet de naam van de module voor de functie-aanroep hoeft te zetten.
Bijvoorbeeld:

is equivalent aan:

Als je een functie onder een andere naam in je programma wilt gebruiken, kun je dat doen middels het gereserveerde woord as. Dit kan zinvol zijn als je meerdere modules gebruikt waarin toevallig functies voorkomen die dezelfde naam hebben.

Functies uit twee veelgebruikte standaard modules
Er zijn veel meer standaard modules naast de modules hieronder vernoemd, en sommige ervan komen later nog aan de orde. Andere zul je zelf moeten opzoeken als je ze nodig hebt. Je mag er echter van uitgaan dat voor ieder min-of-meer-algemeen probleem dat je wilt oplossen, er iemand is geweest die er een module voor ontwikkeld heeft die het eenvoudig of zelfs triviaal maakt om het probleem op te lossen. Dus in de praktijk geldt: ga niet meteen zelf coderen, maar zoek eerst even uit of je niet gebruik kunt maken van de moeite die iemand anders gedaan heeft.