Op de eilanden in het Caribisch gebied komen microklimaten voor. Er is sprake van een microklimaat als er op korte afstand verschillende weerspatronen en klimaten zijn. Klimaten worden bepaald op basis van temperatuur en neerslag, maar bij microklimaten zijn temperatuur en neerslag (of klimaten) op korte afstand van elkaar afwijkend. De meeste microklimaten worden veroorzaakt door de volgende factoren: de nabijheid van water, hoogte, reliëf, gebouwen en (bedekking met) vegetatie. In bron 35 zijn een aantal van deze factoren te zien met de mogelijke effecten.
Bron 35 Bron: https://www.metlink.org/wp-content/uploads/2020/11/Microclimates_More-for-Teachers.pdf |
Vegetatie
In alle soorten bossen is de temperatuur lager dan in omgevingen zonder bomen. Dit wordt veroorzaakt door de schaduw die bomen werpen en het verkoelende effect van evapotranspiratie (zie bron 36). Evapotranspiratie is de verdamping (evaporatie) van water uit de bodem en het met planten bedekte oppervlak, in combinatie met de transpiratie vanuit de boombladeren. Transpiratie is verdamping door de bladeren, een vorm van zweten door de bomen. In de wintermaanden is het effect daardoor dat het in bossen juist warmer is dan op een open vlakte. Dit komt doordat donkere oppervlakten meer warmte absorberen dan lichtere gebieden.
Hitte-eilandeffect
Gebieden met bebouwing zijn meestal warmer dan gebieden zonder gebouwen. Dit wordt het hitte-eilandeffect genoemd. Grote oppervlakten met steen/asfalt absorberen warmte gedurende de dag en temperaturen kunnen daardoor plaatselijk een paar graden hoger komen te liggen. Gebieden met begroeiing zorgen juist voor koelere klimaten. In bron 37 is het verschil in temperatuur te zien tussen stedelijke (urban) gebieden en platteland (rural) in Puerto Rico. Je ziet dat de temperaturen in de stad veel hoger liggen dan op het platteland.
De verwachting is dat het Caribisch gebied de komende jaren met meer hitte te maken krijgt als gevolg van klimaatverandering. Als gevolg van hitte worden er ook meer gebouwen gekoeld. Airconditioning geeft veel verkoeling in een woning, maar de airco geeft extra warmte af aan de stad, waardoor de temperatuur in de stad stijgt.
Reliëf
Microklimaten zijn ook van toepassing bij hellingen (zie bron 38): hellingen die in de zon liggen kunnen een aantal graden warmer zijn dan hellingen die overdag meer in de schaduw liggen. Er moet dus bij bijvoorbeeld landbouw goed gekeken worden of een gewas bestand is tegen de hoeveelheid zon. Hoogteligging heeft ook effect op het klimaat. Hoe hoger, hoe kouder. Op de top van een berg is de temperatuur altijd lager dan beneden in het dal. Ook kan een berg ervoor zorgen dat regen tegengehouden wordt, wat het geval is bij stuwingsneerslag. De loefzijde van de berg is natter dan de lijzijde van de berg, ook wel regenschaduw genoemd. De bovenwindse kant van het eiland is in het Caribisch gebied vaak natter dan de benedenwindse kant.
Nabijheid van water
De laatste bepalende factor is de nabijheid van water. Kustregio’s hebben vaak te maken met een hogere luchtvochtigheid, wat effect heeft op het lokale klimaat en de aanwezige vegetatie. Gebieden op eenzelfde breedtegraad kunnen een ander klimaat hebben vanwege de ligging landinwaarts of bij zee. Gebieden worden ook beïnvloed door passaatwinden die overzee aan komen waaien. Ook hier speelt stuwingsregen dan een rol. Dit is goed te zien bij Saint Lucia (zie bron 39).
Bron 39
|
Gradiënten
In het landschap zijn microklimaten terug te zien in gradiënten. Dat zijn geleidelijke overgangen tussen twee verschillende landschappen. Het zijn omgevingen waar dus van beide landschappen kenmerken terug te vinden zijn qua flora en fauna. Dit wordt ook wel verandering van habitat (leefomgeving waar bepaalde organismen voorkomen) genoemd. Binnen een habitat kom je vervolgens een eigen microklimaat tegen. Een voorbeeld van een gradiënt is de overgang op een helling van laag naar hoog, zoals op de helling van Mount Scenery op Saba (zie bron 40). In korte tijd ga je van cactussen en droge tropische vegetatie naar tropisch regenwoud en vervolgens naar nevelwoud.
Niet alleen op land is er sprake van gradiënten, ook binnen de verschillende onderdelen van het kustlandschap kun je spreken van gradiënten. Een voorbeeld hiervan is te zien in bron 41. Op een korte afstand van elkaar is er een overgang van de diepzee, naar koraalriffen, naar zeegrassen, gevolgd door mangroves en daarna de vegetatie op het land.
Zeeschildpadden zijn onlosmakelijk verbonden met de gradiënten in de mariene ecosystemen. Ze verbinden de verschillende onderdelen met elkaar, zowel op lokale schaal voor de kust van een eiland als op regionale schaal wanneer zeeschildpadden naar andere gebieden migreren, zoals te zien is in bron 42. De schildpadden houden de ecosystemen gezond. Het eten van zeegras zorgt er bijvoorbeeld voor dat de koraalriffen genoeg zonlicht krijgen en hun beschermende functie kunnen behouden. Het wegvallen van één onderdeel heeft dus gevolgen voor een gradiënt.
Bron 42 |
![]() |
Vragen voor in de school |
1. Leg uit hoe microklimaten tot gradiënten leiden. |
Gebruik EDUGIS voor een reliëfkaart van het Caribisch gebied. |
Kies één eiland uit van de Kleine Antillen en maak daarna de volgende opdrachten. Je kunt voor deze opdracht gebruik maken van de atlas en het internet (bijvoorbeeld: https://gadm.org/index.html voor informatie over hoogte, gemiddelde jaarlijkse neerslag en temperatuur). |
4. Onderzoek hoe hoogte invloed heeft op de lokale klimaatomstandigheden. Leg daarna je antwoord uit met behulp van een oorzaak-gevolg relatie. |
5. Onderzoek de verschillen in temperatuur tussen de microklimaten. Geef vervolgens aan welke factoren bijdragen aan temperatuurverschillen op lokaal schaalniveau. |
6. Analyseer hoe microklimaten invloed hebben op flora en fauna op het gekozen eiland. |
5. Geef aan op welke wijze landbouw beïnvloed wordt door microklimaten. |
8. Geef aan welke mogelijke gevolgen er zijn voor de microklimaten als gevolg van klimaatverandering. Ga in op veranderingen in temperatuur, neerslag en windpatronen. |
![]() |
Vragen voor buiten de school |
3)
4)
1. Onderzoek hoe het schoolgebouw leidt tot een microklimaat. Noteer de invloed van het gebouw op de lokale temperatuur, windsnelheid en windrichting. Tip: je kunt met een simpele thermometer de temperatuur meten op verschillende plekken rondom het gebouw. |
Zoek een gebied op het eiland dat te maken heeft met hoogteverschillen of verschillende landschappen (bijvoorbeeld van de kust naar een gebied verder landinwaarts).
|
3. Beantwoord de onderstaande vragen:
|
4. Schrijf met behulp van de opdrachten 1 t/m 3 een conclusie over welke gradiënten je tijdens de wandeling hebt ontdekt. |