Stap 1: Geografische vragen stellen

Vraagsoorten
Het stellen en beantwoorden van geografische vragen is de kern van de aardrijkskunde. Er zijn verschillende soorten geografische vragen:

1 Beschrijvende vragen: deze vragen gaan over wat een verschijnsel is en waar het is. Het gaat over kenmerken van verschijnselen en de context (omgeving) van een verschijnsel. Voorbeelden van beschrijvende vragen zijn: “Wat zijn de belangrijkste geografische kenmerken van de Caribische eilanden” of “Welke talen worden voornamelijk gesproken in de verschillende landen van het Caribisch gebied”. Als er bij toetsen een beschrijving gegeven moet worden, dan kun je dit herkennen aan het instructiewoord ‘geef’ of ‘beschrijf’: geef een reden, geef een kenmerk, beschrijf in drie stappen e.d. In bron 3 is vraag 31 een voorbeeld waarin je een beschrijvende vraag kunt herkennen.

2 Verklarende vragen: deze vragen gaan over het ‘waarom’ van een verschijnsel. Waarom is het op die plek? Bij het geven van verklaringen wordt er gebruik gemaakt van oorzaak-gevolg relaties. Om een antwoord te kunnen geven waarom iets op die plek is, moet je ingaan op de samenhang tussen het verschijnsel op die plek (de ruimtelijke omstandigheden) en vervolgens een verklarend principe gebruiken. Voorbeelden van verklarende vragen zijn: “Wat veroorzaakt de variaties in neerslagpatronen tussen de bovenwindse en benedenwindse eilanden” of  “Waarom heeft het Caribisch gebied te maken met een hoog risico op orkanen”. Bij toetsen kun je herkennen dat er om een verklaring gevraagd wordt als het instructiewoord ‘leg uit’ in de vraag staat, vaak gevolgd door de zin ‘met behulp van een oorzaak-gevolg relatie’. In bron 3 is vraag 32 een voorbeeld van een verklarende vraag.

3 Voorspellende vragen: deze vragen gaan over waar iets zal gaan plaatsvinden en waarom dat op die plek zal zijn. Een voorspelling bevat een onderbouwd toekomstbeeld, gebaseerd op een verwachting. Voorbeelden van voorspellende vragen zijn: “Hoe zal klimaatverandering de komende 50 jaar de zeespiegel in het Caribisch gebied beïnvloeden” of “Hoe zal de ontwikkeling van duurzame energiebronnen de energievoorziening in het Caribisch gebied veranderen in de komende 10 jaar”. In toetsen kun je voorspellende vragen herkennen aan het instructiewoord ‘beredeneer’. Bij dit soort vragen moet je een redenering opzetten, bijvoorbeeld door de gedachtegang van een persoon of instantie te ontleden in stappen. Een voorbeeld van een dergelijke vraag is te zien bij vraag 33 in bron 3.

4 Waarderende vragen: bij deze vragen gaat het over of iets gewenst is op een bepaalde plek. Hier zit een bepaald oordeel in. Om antwoord te geven op deze vragen gebruik je een situatiebeschrijving en een norm (en eventueel de waarde) waarop het oordeel is gebaseerd. Een waardering moet altijd een onderbouwd oordeel bevatten over een keuze of beslissing. Voorbeelden van waarderende vragen zijn: “Wat is de impact van toerisme op de natuurlijke omgeving van het de Caribische eilanden” of “Hoe dragen natuurlijke bezienswaardigheden bij aan de aantrekkelijkheid van het Caribisch gebied voor toeristen”. In toetsen worden voor dit soort vragen verschillende instructiewoorden gebruikt, bijvoorbeeld ‘beredeneer’ of ‘beargumenteer’. Bij argumenteren moet je een argumentatie opstellen in stappen bij een stelling, mening, keuze of beslissing.

5 Probleemoplossende vragen: bij dit soort vragen ga je op zoek naar een mogelijke uitkomst voor een vraagstuk. Om tot oplossingen te komen moet je in gaan op de doelstellingen en de criteria waar iets aan moet voldoen, de beperkingen die er zijn, mogelijke alternatieven en dan de definitieve keuze. Voorbeelden van probleemoplossende vragen zijn: “Welke maatregelen kunnen worden genomen om de impact van klimaatverandering op kustgemeenschappen in het Caribisch gebied te verminderen” of “Hoe kunnen Caribische landen samenwerken om de schade van toekomstige orkanen te verminderen”.

Bron 3
Voorbeelden van vragen uit een aardrijkskunde-examen (HAVO 2024-1)


Bron: https://www.examenblad.nl/system/files/exam-document/2024-05/ha-0131-t-24-1-o.pdf


De vijf soorten geografische vragen zijn weergegeven in een stappenplan (zie bron 4). Bij elke vraagsoort staan mogelijke vragen die je bij een onderwerp kunt stellen. Daarna wordt bij elke vraagsoort vermeld welke onderdelen er in het antwoord verwerkt moeten worden en hoe je dit antwoord moet opbouwen. Voor het beantwoorden van de vraag moet je geografische bronnen verzamelen zoals kaarten, tabellen met informatie, veldwerkgegevens e.d. Dit zal gebeuren in stap 4. Na het verzamelen van de informatie gebruik je in stap 5 de geografische werkwijzen om tot een goed geografisch beeld te komen.

Bron 4
Geografische vragen - stappenplan


Bron: https://storymaps.arcgis.com/stories/250b3659ddab4845821605fab44720f5


Voor je een onderwerp kiest om te onderzoeken is het nodig om je te verdiepen in actuele vraagstukken op het eiland waar je woont.

Opdracht

1 Ga naar de website van het Caribisch Netwerk en kies het land waar je woont (zie bron 5).

Bron 5
Caribisch Netwerk

Bron: https://caribischnetwerk.ntr.nl/category/curacao/


2 Bekijk de 12 berichten die op de eerste pagina staan, klik vervolgens onderaan op ‘oudere berichten’ en bekijk ook de 12 berichten die op deze pagina staan.

3 Noteer in je schrift de vijf verschillende geografische dimensies onder elkaar en noteer achter elke dimensie de vraagstukken of titels van de berichten op de site ‘Caribisch Netwerk’ die bij de betreffende dimensie passen. Let op: sommige onderwerpen zullen bij meerdere dimensies aansluiten.  
-    Natuur (fysisch)
-    Sociaal-cultureel
-    Demografisch
-    Politiek
-    Economie

4  Kies één van de artikelen uit de vorige stap en bedenk voor dit artikel een beschrijvende, een verklarende, een waarderende, een voorspellende en een probleemoplossende vraag.