Als je hoofdvraag en deelvragen goedgekeurd zijn, moet je na gaan denken over hoe je het onderzoek gaat uitvoeren. Dit noteer je in een onderzoeksplan.
Primaire en secundaire bronnen
In dit onderzoek ga je gebruik maken van verschillende manieren van dataverzameling. Je moet voor dit onderzoek primaire bronnen en secundaire bronnen (zie bron 6) gebruiken. Per deelvraag ga je bepalen naar welke data je op zoek bent om de deelvraag te kunnen beantwoorden en welk middel geschikt is om deze data te verkrijgen.
Bron 6 Manieren van dataverzameling |
Primaire bron
Een primaire bron is een oorspronkelijke bron van een gebeurtenis, object of persoon. Voorbeelden hiervan zijn interviews, enquêtes, observaties en resultaten van experimenten. Een primaire bron is informatie die nog niet geanalyseerd is door een ander.
Heb je feiten en cijfers nodig (kwantitatieve data) die antwoord kunnen geven op je onderzoeksvraag, dan is een enquête het geschikte onderzoeksmiddel. Een enquête kun je gebruiken om aan veel mensen dezelfde vraag te stellen. Een enquête kan meerkeuzevragen en open vragen bevatten, en zowel online als offline worden aangeboden. Bij een enquête kun je niet afwijken van de vragen, deze zijn vooraf vastgesteld. Ook kun je niet doorvragen op antwoorden die gegeven worden. Bij het opstellen van de enquêtevragen is het belangrijk om vooraf al na te denken hoe je de verkregen informatie wilt verwerken. Je kunt de enquête maar 1x uitzetten, dus als je antwoorden krijgt wil je die ook kunnen gebruiken. Maak vervolgens de enquête. Tip: door gebruik te maken van Microsoft / Google Forms (bron 7), of een ander digitaal enquêteprogramma, krijg je een duidelijk overzicht met de resultaten. Ook is het belangrijk om naar kenmerken van de persoon te vragen: leeftijd, woonplaats, opleidingsachtergrond, werkgebied. Dit helpt om later informatie beter in perspectief te plaatsen.
Bron 7 Enquête in Google Forms ![]() Bron: https://www.google.com/forms/about/ |
Een andere vorm van onderzoek is het uitvoeren van een experiment. Dit levert meestal kwantitatieve data op. Bij een experiment toets je een bepaalde hypothese om een bepaald verband vast te stellen: hoe heeft het veranderen van 1 variabele invloed op een andere variabele. Belangrijk bij een experiment is dat het op de juiste manier voorbereid en uitgevoerd wordt. Een nadeel van een experiment is dat het in een gecontroleerde omgeving wordt uitgevoerd waardoor het niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Niet alle vragen zijn geschikt om te beantwoorden met een experiment. Ook is een experiment vaak duur en tijdrovend.
Ben je op zoek naar kwalitatieve data (betekenissen in plaats van cijfers) dan is een interview het meest geschikte onderzoeksmiddel. Het interview wordt door een onderzoeker afgenomen. De manier van interviewen kan verschillen: telefonisch, face-to-face of schriftelijk. Ook zijn er nog verschillende soorten interviews. Bij dit onderzoek ga je gebruik maken van een semigestructureerd interview. Hierbij heb je een lijst met vragen, maar je mag er van afwijken of extra vragen stellen. Op deze manier kan de respondent (de persoon die deelneemt aan het onderzoek) extra toelichting geven op een antwoord. De gesprekken met verschillende respondenten kunnen dan ook verschillend verlopen. Bedenk vooraf de interviewvragen zodat je tijdens het onderzoek alle informatie krijgt die je nodig hebt. Noteer al deze vragen in een document wat je mee kan nemen bij het afnemen van interviews.
Een andere vorm van kwalitatieve data verzamelen is het verkrijgen van gegevens door observaties. In plaats van vragen te stellen gaat het bij deze vorm van onderzoek om het waarnemen van verschijnselen. Vaak gaat dit over gedrag van mensen of dieren. Bij observeren beschrijf je alles dat wordt gezien en opvallend of belangrijk wordt gevonden. Hierdoor krijg je een compleet beeld van wat er gebeurt. Het voordeel van observeren is dat je als onderzoeker de data direct waarneemt. Het is echter een minder vaak toegepaste methode van onderzoek. Het is erg tijdsintensief qua techniek en het is moelijk om alles objectief waar te nemen.
Voor dit onderzoek wordt er gefocust op het interview of de enquête als manier van dataverzameling. Deze vormen van onderzoek sluiten het beste aan bij de ruimtelijke vraagstukken die je hebt geselecteerd.
Secundaire bron
Er bestaan ook secundaire bronnen (zie bron 6 en 8). Dit zijn bijvoorbeeld statistieken van de overheid, boeken of wetenschappelijke artikelen over een bepaald onderzoek, kranten of internetpagina’s.
Bron 8 |
Iemand anders heeft bij secundaire bronnen de data al geanalyseerd en bijvoorbeeld gepubliceerd in een artikel. Het onderzoeken en verzamelen van wetenschappelijke artikelen vindt plaats middels een literatuuronderzoek (zie bron 9).
Bron 9 |
Bij een literatuuronderzoek kun je geschikte data vinden in onder andere wetenschappelijke tijdschriftartikelen, boeken, scripties en rapporten. Naast het literatuuronderzoek kun je ook gebruik maken van statistische gegevens en websites op het internet met nuttige informatie. Het zoeken naar geschikte secundaire bronnen kan op internet, maar ook bibliotheken en archieven bieden een hoop informatie.
Tijdens het literatuuronderzoek ga je zoeken naar goede en betrouwbare informatie. Om de betrouwbaarheid te beoordelen kun je kijken naar een aantal punten:
In het onderzoeksplan beschrijf je alleen welke secundaire bronnen je wilt onderzoeken om geschikte data te verkrijgen. De secundaire data zelf ga je pas verzamelen in stap 4 en is onderdeel van het onderzoek uitvoeren.
Opbouw onderzoeksplan
In een onderzoeksplan beschrijf je je onderzoek. Hierin moeten de volgende onderdelen wordt genoemd:
|