Video die dit principe laat zien (Amerika) https://youtu.be/4K5fbQ1-zps?si=LAGACRdSrvuMjfic
Motiverende opening:
De hele klas gaat naar de speelzaal. Iedereen krijgt van mij een kaartje met daar op een rol die de kinderen ‘spelen’. Ik lees stellingen voor, bij elke stelling moeten leerlingen een stap naar voor of naar achter doen.
Bijvoorbeeld: mijn ouders zijn nog bij elkaar, minimaal een van mijn ouders heeft aan een universiteit gestudeerd, mijn ouders zijn in Nederland geboren.
Aan het eind van het spel staat er 1 leerling vooraan en 1 leerling achteraan. De leerkracht laat de kinderen om zich heen kijken vanaf de plek waar ze zijn geëindigd. Wat zien jullie nu? Wat zou dit kunnen betekenen? ( voorkennis activeren)
Dit is hoe kansenongelijkheid er in het echt uitziet. Op papier hebben we allemaal dezelfde kansen om een doel te bereiken. Dat doel is helemaal vooraan. Er zijn kinderen die maar één stap hoeven te zetten om het doel te bereiken, maar er zijn ook kinderen die vanaf achter moeten komen en tien keer zoveel stappen moeten zetten. Deze les leren jullie wat kansenongelijkheid is en waaraan je het kan herkennen bij jezelf en bij anderen.
De les bestaat uit het spel, en een taalronde.
Ga met de kinderen in een kring zitten.
De kinderen moeten nadenken over ongelijkheid. Hebben ze er zelf ooit mee te maken gehad? Is er verschil tussen jou en de persoon van je kaartje? Na twee minuten denken gaan ze er met hun buurman/vrouw over praten. Vervolgens delen ze het met de rest van de klas.
We gaan terug naar het lokaal, hier krijgen de kinderen de opdracht om wat ze net gezegd en bedacht hebben op te schrijven. Het moet minimaal 1 kantje zijn en ze moeten het bij mij inleveren als ze klaar zijn.