Kern van de les

Bijlage met stellingen

Motiverende opening:
op het bord staan 4 uitspraken; 
.... kunnen niet autorijden
Echte .... huilen niet
.... zijn sterker
.... kunnen minder goed vechten 

De leerlingen moeten op de puntjes invullen of ze denken dat het over mannen of vrouwen gaat.
Welke vorm van ongelijkheid herkennen de leerlingen in de uitspraken?
De leerkracht leert hen hoe zij een mening kunnen vormen over ongelijkheid tussen man en vrouw 
Dit gaan jullie doen door eerst klassikaal te oefenen met stellingen en vervolgens zelf aan de slag te gaan. 

Kern:
Er zijn veertien kaartjes met stellingen, deze liggen ondersteboven op tafel. Vraag een kind naar voren die de stelling eerst hardop voorleest en vervolgens zijn mening over de stelling verteld. Vervolgens vraagt de leerkracht ook bij een paar andere leerlingen hun mening bij de stelling.

Als ze deze niet willen geven hebben ze een post-it die ze in de lucht mogen houden. 
De leerkracht doet dit met zoveel stellingen als mogelijk is. 

Als er genoeg stellingen behandeld zijn, verdeelt de leerkracht de klas in groepjes. In deze groepjes gaan de leerlingen aan de slag met een mening vormen bij een stelling. De stellingen waaruit de leerlingen kunnen kiezen zijn de stellingen die op de kaartjes staan. Elk groepje kiest dus een één kaartje. 

De opdracht is:
-Kies of jullie voor of tegen zijn
-Bedenk wat je kan zeggen om de stelling in te leiden 
-Bedenk minimaal twee argumenten bij de stelling.
-Bedenk een goed slot waarin je alles nog een keer samenvat. 
De leerlingen krijgen hier 25 min voor.

Na de 25 minuten begint het debat.
De groepjes gaan om de beurt hun stelling en argumenten aan de klas vertellen. De klas mag hier niet op reageren.