Het ontstaan van neerslag

Bekijk eerst deze video over de verschijningsvormen van water.

Nu begrijp je de volgende tekst beter:

Luchtdeeltjes zijn eigenlijk gassen: o.a. koolstofdioxide, zuurstof en waterdamp. In de stijgende en dalende lucht zit dus ook waterdamp.

Hoe warmer de lucht, hoe lichter, hoe kouder de lucht, hoe zwaarder de lucht. Per m3 kan men ook zeggen dat in warme lucht minder moleculen zitten.
Er is dus als het ware meer ruimte over dan in een m3 koude lucht. Daar maken waterdampmoleculen dankbaar gebruik van: ze vullen de ruimte op.
Hoe warmer de lucht hoe meer waterdamp er in KAN zitten.

Waterdruppels worden waterdamp bij opwarming door de zonnestralen en/of door het dalen van de lucht.
De watermoleculen krijgen meer energie en daardoor meer snelheid. ‘Ze botsen en spatten uit elkaar’ en water wordt zo waterdamp.
Vanuit de zee verdampt het meeste water. Hoeveel, dat hangt af van de intensiteit van de zonnestralen.
Wolken die in dalende lucht terechtkomen, verdampen omdat de lucht warmer wordt. Ze zorgen dan dus niet voor regen.

Waterdamp verandert in regen op de volgende manier:

  1. Waterdamp verandert in waterdruppels bij afkoeling, dus bijvoorbeeld als het in stijgende lucht zit.
    De waterdampmoleculen botsen, kaatsen niet meer terug en plakken aan elkaar: ze vormen waterdruppels. Dit heet condensatie.
  2. Wolken bestaan uit heel veel kleine waterdruppels.
  3. Als de druppeltjes aan elkaar plakken tot grote druppels, dan vallen die druppels door de zwaartekracht.