1. Verzorging

Hanteren

Een dier oppakken noem je hanteren. Hoe je een diersoort pakt, verschilt per diersoort en soms zelfs per ras. Je hebt dit al geleerd in de eerste en de tweede klas bij Dier. Je hebt manieren van oppakken en verplaatsen van dieren. De schapen op school lopen bijvoorbeeld mee aan hun halsband, een konijn houd je vast met de transportmethode.

Een dier zo vast houden, dat het niet meer kan bewegen noem je fixeren. De dierenartsassistent gebruikt dat bijvoorbeeld bij het geven van een enting. Op school fixeren we dieren bij het knippen van de nagels of het bepalen van het geslacht.

Geslacht bepalen

Een dier is mannelijk of vrouwelijk. Voor het samenstellen van groepen dieren is het belangrijk om te weten welk geslacht een dier heeft.

Je bepaalt het geslacht door te kijken naar de primaire geslachtskenmerken, een penis of een vagina. De primaire geslachtskenmerken zijn bij de geboorte al aanwezig. Secundaire geslachtskenmerken ontstaan als het dier geslachtsrijp wordt, denk aan spiergroei bij mannen bijvoorbeeld.

  

Een jonge Brown Swiss stier en een volwassen Brown Swiss stier, de secundaire geslachtskenmerken zie je in de bijspiering van de nek, bijvoorbeeld

Persoonlijke hygiëne

 

Na het hanteren van dieren, was je je handen. Dit om te zorgen dat je handen weer schoon zijn, je verwijdert vuil en bacteriën. Handen wassen doe je met lauwwarm water en zeep. Na het wassen droog je je handen af.

 

 

Vervolgens gebruik je een desinfectiemiddel, je brengt één pompje aan op je hand en wrijft deze uit over beide handen. Dit desinfectiemiddel dood ziekteverwekkers als bacteriën, schimmels en virussen.  

Een ziekte die van dier op mens over kan gaan heet een zoönose. Voorbeelden van een zoönose zijn :

Om jezelf te beschermen moet je letten op je persoonlijke hygiëne. Om zoönoses te voorkomen is eten en drinken in het dierhouderijgebouw af te raden, tenzij je je handen gewassen en ontsmet hebt. Let ook op je persoonlijke hygiëne op plaatsen waar wilde dieren komen, zoals open water waarin ratten en eenden zwemmen. Ook deze dieren kunnen een zoönose verspreiden.

 

Verzorging

Welke verzorging een dier nodig heeft, is diersoortafhankelijk. Dierverzorging bestaat uit dagelijkse verzorging en periodieke verzorging. Dagelijkse verzorging is verzorging die je elke dag doet. Vaak is dat het geven van ruwvoer en krachtvoer, vers drinkwater en een vlugge gezondheidscontrole.

Periodieke verzorging is de verzorging die je eens per periode uitvoert. Dat kan wekelijks zijn, zoals het schoonmaken van het caviahok of eens per jaar zoals de inentingen van een hond.

Onder periodieke verzorging valt het voorkomen van ziektes bij dieren. Dieren moeten regelmatig behandeld worden tegen vlooien of wormen.

 

Huisdieren worden meestal jaarlijks ingeënt. Dit wordt geregistreerd in een dierenpaspoort, zoals dat van een hond of kat. Met de juiste vaccinaties mag de kat of hond ook reizen naar andere landen. 

 

 

Verblijven verschonen

Hokken, stallen, kooien en soms weides, overal moet de mest van dieren verwijderd worden. Dierverblijven kan je reinigen of ontsmetten. Reinigen is schoonmaken met warm water en een sopje met een allesreiniger. Dan is het verblijf weer schoon en fris, maar ziekteverwekkers kunnen nog aanwezig zijn.

Ziekteverwekkers dood je met een ontsmettingsmiddel, zoals bijvoorbeeld Halamid-D. Dit gebruik je na het reinigen van het verblijf.

   

De mest van dieren kun je, samen met de bodembedekking, weg gooien in de vuilnisbak. Bij bedrijven waar veel dieren gehouden worden, is een mesthoop of mestkelder. Op een mesthoop bewaar je stalmest, dat is mest met stro of zaagsel. De urine van de dieren is opgenomen door de bodembedekking, dus deze mest is vast en stapelbaar op een berg. 

Mest van bijvoorbeeld koeien wordt bewaard als drijfmest, dus urine en ontlasting bij elkaar. Dit is vloeibaar en wordt bewaard in een kelder. Nadeel van drijfmest is dat er veel ammoniak uit vrijkomt, wat een belasting is voor het milieu.

Dierwelzijn

Dierwelzijn is het “goed voelen” van het dier. Een dier leeft in een passende omgeving, met de juiste verzorging, voeding en omgang. De “eisen” die een dier stelt aan zijn leefomgeving, zijn vertaald naar vijf vrijheden van het dier.

De vijf vrijheden:

Het welzijn van dieren is al jaren in ontwikkeling. Zo is de norm voor afmeting van verblijven voor hamsters de afgelopen tien jaar verdubbeld. Naarmate we als mensen meer leren over dieren en hun natuurlijk gedrag, krijgen we ook meer inzicht in de huisvestingsbehoeftes.  

 

Gezondheid

 

Bij het verzorgen van een dier hoort ook de gezondheid van het dier controleren. Hoe weet je of je hond of kat gezond is?

Bij een gezondheidscontrole kijk je naar verschillende onderdelen van het dier. Je vergelijkt wat je ziet met hoe dit er bij een gezond dier uit zou moeten zien. Een voorbeeld van een controlepunt is de vacht.           

Gezonde hond

Probleem met vacht/huid

 

Vacht, veren, huid is een van de controlepunten. Een gezond dier heeft een glanzende vacht, die mooi valt over het dier. Kale plekken, wonden, jeuk, roodheid van de huid, opstaande vacht en nog veel meer zijn voorbeelden van ongezonde vacht en huid.

Checklist voor gezondheidscontrole bij dieren

Gezondheidskenmerken

 

Normaal

Afwijkingen of ziekte

Huid/vacht/veren

Soepel, schoon, glanzend

Droge, doffe, kale vacht Opstaand verenpak

Zintuigen en slijmvliezen (oog, neus, oor, tong)

Schone zintuigen en roze slijmvliezen

Prut in de ogen, stinkende oren, snotterige neus, bleke slijmvliezen, schimmel op tong

Gebit

De tanden/het gebit correct, stinkt niet uit de mond

Gebitsafwijking, rotte tanden/kiezen, stinkt uit de mond, haken op de kiezen, te lange tanden (knaagdieren)

Spijsvertering

Goede eetlust, herkauwt juist en drinkt genoeg

Niet eten en/of drinken, niet herkauwen

Uitwerpselen/mest Urine

Stevige ontlasting, gezonde kleur van mest en urine

Geen ontlasting / verstopping

/ diarree Afwijkende kleur urine

Hoeven/klauwen/nagels

Juist op lengte, mooi van vorm

Te lang, te kort, scheef Pijn, moeilijk lopend door ontsteking

Gedrag

Normaal gedrag, levendige indruk, belangstelling voor soortgenoten

In elkaar gedoken, sloom en

suffig, treurig, niet opkijken bij

benadering

Beweging

Soepel bewegen, rekening houdend met de leeftijd

Kreupel, onregelmatig, stram en stijf

Temperatuur, pols en ademfrequentie

Afhankelijk van het dier zijn er normaalwaarden

Verhoogde of verlaagde temperatuur, versnelde hartslag en/of ademfrequentie