Onderwerp

Het onderwerp van een zin is degene die de handeling uitvoert of waarover iets wordt gezegd. Het onderwerp bepaalt in veel gevallen de vorm van de persoonsvorm (het werkwoord dat bij het onderwerp hoort). Het onderwerp staat meestal in de eerste of tweede zinsplaats, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn.

Enkele manieren om het onderwerp in een zin te vinden zijn:

  1. Vraag wie of wat de handeling uitvoert: Stel de vraag "Wie of wat + persoonsvorm?"

    • Voorbeeld: "De hond blaft." → "Wie blaft?" Antwoord: "De hond." (Hier is "de hond" het onderwerp.)
  2. Getal veranderen: Verander de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud of andersom. Het woord dat eveneens verandert, is het onderwerp.

    • Voorbeeld: "De hond blaft." → "De honden blaffen." (Hier verandert "de hond" in "de honden", dus "de hond" is het onderwerp.)
  3. Onderwerp en persoonsvorm moeten overeenkomen: Het onderwerp en de persoonsvorm moeten grammaticaal overeenkomen in persoon en getal.

    • Voorbeeld: "Ik loop naar school." ("Ik" en "loop" passen bij elkaar in de eerste persoon enkelvoud.)

Hier zijn enkele voorbeelden ter verduidelijking:

  • "Jan leest een boek." → Wie leest een boek? Antwoord: Jan (onderwerp).
  • "De kinderen spelen in de tuin." → Wie spelen in de tuin? Antwoord: De kinderen (onderwerp).
  • "Het regent." → Wat regent? Antwoord: Het (onderwerp).

Het onderwerp is dus een essentieel onderdeel van een zin en helpt om de structuur en betekenis van de zin te begrijpen.