Uitleg

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden van de zin. Het zegt wat het onderwerp doet.
Het werkwoordelijk gezegde (wg) bestaat uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden uit de zin. Het kan dus zo zijn dat het werkwoordelijk gezegde maar uit één werkwoord bestaat.

 

Ik had een brief voor mijn vriendin geschreven. -> had geschreven zijn alle werkwoorden uit deze zin. Werkwoordelijk gezegde = had geschreven
Ik heb iedereen uit mijn vriendengroep uitgenodigd voor het feest. -> Werkwoordelijk gezegde = heb uitgenodigd
Mijn ouders zijn op vakantie. -> Werkwoordelijk gezegde = zijn

 

Soms staat er voor een werkwoord de woordjes te of aan het. Die woorden horen dan ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Ik zit samen met mijn zusje haar huiswerk te maken. -> Werkwoordelijk gezegde = zit te maken