In de vorige paragraaf heb je een nieuw onderwerp geleerd en dat ging over woordformules. Nu is het zo dat we bij een woordformule zowel een tabel als een grafiek kunnen maken en tekenen.
We kunnen namelijk bij elke woordformule twee dingen heel snel aflezen, dat zijn:
Stijggetal: De grafiek gaat omhoog, er komt steeds meer bij
Daalgetal: De grafiek gaat omlaag, er gaat steeds meer af
Met behulp van dit begingetal en het stijggetal kunnen we een tabel maken. Hoe we dat doen wordt met behulp van een voorbeeld uitgelegd.
Voorbeeld:
De kosten van frikandelbroodjes in de supermarkt kun je met de volgende woordformule uitrekenen:
Kosten (€) = 0,50 + 1 x aantal frikandelbroodjes.
Om hier een tabel bij te maken gaan we eerst zoeken naar het begingetal, dat is bij deze woordformule gelijk aan 0,50. Daarna gaan we opzoek naar het stijggetal en dat is bij deze woordformule gelijk aan 1.
We gaan nu een tabel maken, hierbij zetten we linksboven het aantal frikandelbroodjes en linksonder de kosten neer:
Hier zetten we onder de 0 ons begingetal. We hebben een regelmaat van 1, dus onder en boven gaat er elke keer 1 bij. Met behulp van de theorie van Grafieken kunnen we nu een grafiek bij deze tabel maken en die ziet er zo uit:
__________________________________________________________________________________________________________
Opdrachten
1. Meneer steekt een kaars aan. Hierbij hoort de formule lengte (cm) = 40 - 5 x brandtijd (uren)
a) Voordat de kaars werd aangestoken was de kaars ............ cm lang, dus het begingetal is ........
Per uur branden wordt de kaars ............. cm korter, dus het daalgetal is ...........
b) Bij 2 uur branden is de lengte van de kaars 40 - 5 x 2 = 30 cm. Vul in de tabel 30 onder de 2 in.
Brandtijd (uren) |
0 |
2 |
4 |
6 |
8 |
Lengte (cm) |
40 |
|
|
|
|
c) Vul de tabel verder in.
d) Teken de grafiek bij de tabel
2. Katten worden opgevangen in een dierenasiel. De kosten van de opvang kun je berekenen met de formule
kosten (€) = 12,50 + 7,50 x tijd (dagen)
a) Vul in. Kies uit daalgetal, stijggetal of begingetal
12,50 in de formule is het ....................................
7,50 in de formule is het ......................................
b) Vul de tabel in
Tijd (dagen) |
0 |
5 |
10 |
15 |
20 |
25 |
Kosten (€) |
|
|
|
|
|
|
c) Teken de grafiek bij de tabel
3. Een rode en een groene kaars worden tegelijk aangestoken. Bij de lengte van de kaarsen horen woordformules
rode kaars: lengte (cm) = 15 - 3 x brandtijd (uren)
groene kaars: lengte (cm) = 12 - 2 x brandtijd (uren)
a) Vul de tabel van de rode kaars in
Brandtijd (uren) |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
Lengte (cm) |
|
|
|
|
|
|
b) Vul de tabel van de groene kaars in
Brandtijd (uren) |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
Lengte (cm) |
|
|
|
|
|
|
|
c) Teken in hetzelfde assenstelsel de grafieken van de rode kaars en de groene kaars