|
Bron 29
De vele gezichten van de Spaanse taal
Over één ding lijkt iedereen het eens te zijn: het Spaans is door de eeuwen heen altijd een taal geweest die geen al te grote veranderingen heeft ondergaan. Het Spaans is een taal gebleken waarin veel verschillende volkeren die heel verschillende talen spraken, goed met elkaar konden communiceren. Om iets te begrijpen van de ontwikkeling van het Spaans in het Caribisch gebied en Latijns-Amerika is het nuttig een korte blik te werpen op het Spaans van het Iberisch schiereiland, de Europese bakermat van de Zuid-Amerikaanse varianten.
Spanje
Op het Iberisch schiereiland werden verschillende soorten Spaans gesproken, zoals het Spaans van Castilië, van Galicië en van Andalusië. De geschiedenis heeft bepaald welk soort Spaans de taal werd die door de migrantengolven naar de Nieuwe Wereld is gebracht. Een belangrijke factor voor de verbreiding van een taal is het aantal personen dat die taal spreekt. In de 14e eeuw had Castilië, waar het ‘Castellano’ werd gesproken, de meeste inwoners: vier miljoen. Aragón had er één miljoen en Navarra 80.000. Het huwelijk van Ferdinand van Aragón en Isabella van Castilië in 1469 is van cruciaal belang geweest om eenheid tot stand te brengen tussen Castilië en Aragón. Die eenheid zou beslissend zijn voor de geografische uitbreiding van het Spaans. Sevilla werd ook onder Spaanse heerschappij gebracht en nu kon de zegetocht van het Spaans beginnen. Sevilla was in de middeleeuwen een van de grotere steden van Spanje en werd een echte kosmopolitische stad. Er vestigden zich migranten uit Noord Spanje, Catalonië, Aragón, Galicië, Portugal, Italië, Frankrijk en Duitsland. Door die grote aantallen migranten kon het Andalusische Spaans van Sevilla zich vernieuwen en, in bepaalde opzichten, vereenvoudigen. In de 16e eeuw was Sevilla de poort van de handel en het personenvervoer met en naar Amerika: Spaans Amerika.
De inheemse talen van Latijns-Amerika
De meeste inheemse talen hebben geen invloed gehad op de structuur van het Spaans. Natuurlijk wel op de woordenschat. Alleen al op het gebied van de flora, de fauna en de aardrijkskundige namen. Het Spaans van Zuid-Amerika is zeker niet uniform en vertoont van noord naar zuid telkens andere gezichten. Laten we sommige van die gezichten eens nader bekijken:
- Het Caribische Spaans: Het Caribisch gebied is een van de grootste linguïstische smeltkroezen van de Westerse taalgeschiedenis. In de loop van deze geschiedenis heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de meest uiteenlopende talen, zoals: het Arowak, Caribe, Maya, Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Portugees, Bantoe, Yoruba etc. Sommige talen zijn verdwenen en leven hoogstens nog voort als restanten, andere hebben zich verbreid in een bepaald gebied en leven voort naast een Creoolse taal. In het Caribisch gebied is het Seseo (een scherpe S) overal verspreid. Ook vinden we er opvallende neusklanken. Ook de manier waarop volwassen elkaar toespreken als ‘Papi’ en ‘Mami’ is wijdverbreid.
- Cuba: Ook binnen landen zijn grote verschillen. Zo staat de Cubaanse provincie Camagüey bekend om de duidelijke Spaanse uitspraak. In Camagüey en Santiago de Cuba worden de L, de R en de eind-S nog uitgesproken. In het westen niet meer.
- De Dominicaanse Republiek: Uit de Afrikaanse talen ― in de Dominicaanse Republiek waren veel Afrikanen - heeft men het gebruik van de dubbele ontkenning overgenomen. ‘Yo no quiero no’ betekent: ik wil niet (letterlijk: ik niet wil niet). Net als in Puerto Rico vind je in het Spaans van de Dominicaanse Republiek veel gehispaniseerde ontleningen aan het Engels, vooral op sportgebied.
- Puerto Rico: Wat opvalt bij Spaanssprekende mensen uit Puerto Rico is het rekken van de laatste beklemtoonde klinker. Omdat Puerto Rico zeer nauwe staatkundige banden met Amerika heeft zijn er ook ontleningen aan het Engels. Maar niet veel meer dan op de andere eilanden. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 7 procent van de woorden aan het Engels is ontleend. Soms zijn er duidelijke Amerikaanse invloeden te constateren in de taal. Iemand uit Puerto Rico zal zonder blikken of blozen zeggen: ‘Caminando es bueno’ (= de letterlijke vertaling van ‘walking is good’) en dat zal je in de rest van Latijns-Amerika niet aantreffen.
- Venezuela: Het Spaans van Venezuela vertoont vooral aan de kust, net zoals in Colombia, de kenmerken van het Caribische Spaans. Het land heeft historisch veel banden met de Canarische eilanden en dat is te horen in de uitspraak van het Venezolaanse Spaans. Net als in de andere landen zijn er ook in Venezuela veel woorden die aan inheemse talen zijn ontleend, zoals ‘pichirre’ (= gierig), een woord dat ook voorkomt in het Papiaments (pichiri).
- Het Andesgebied: Het Spaans dat men in het Andesgebied van Colombia, Ecuador, Peru en Bolivia spreekt, wordt ook wel het Andes Spaans genoemd (el español andino). Het is een gebied met miljoenen inwoners die oorspronkelijk onder meer Quechua spraken, een taalfamilie met veel varianten. In Peru werd het Quechua vanaf de 16e eeuw als algemene taal gebruikt. Toen later de Spanjaarden de Inca’s in Peru hadden verslagen, brak er een taalstrijd uit tussen het Spaans en de taal die door de Inca’s werd gesproken. Het Quechua had één groot nadeel: het was geen geschreven taal. In Peru spreekt nu 16 procent Quechua en het is één van de vele bedreigde talen.
Tenslotte
Eén ding moge duidelijk zijn: taal is een zelfstandig groeiend fenomeen, dat zich weinig aantrekt van wat mensen vinden hoe het ‘eigenlijk’ hoort. Het is menselijk om de ene manier van uitspreken ‘mooier’ te vinden dan de andere, maar alle manieren van uitspreken zijn evenwaardig. ‘Plat’ spreken is een andere zaak. Maar laten we niet te gauw iets ‘plat’ vinden.
bron: vrij naar: http://www.amigoe.com/napa/napa/115560-het-spaans-van-latijns-amerika-ende-cariben-slot + deel 1 + deel 2. Door: Fred de Haas
|