Inleiding
Bij elektriciteit in huis maken we gebruik van een meterkast. Via de meter kast komt de stroom de woning of bedrijfspand binnen. In de meterkast vinden we altijd de zekeringen (beter bekend als stoppen of installatie automaat), een verbruiksmeter die het verbruik meet in kWh en een aardlekschakelaar.
Als eerste in de rij zien we de meter. Met hierna de aardlekschakelaar. Deze controleert de stroom die het huis ingaat even groot is als de stroom die het huis uitgaat. Als dat niet zo is, dan ‘’lekt’’ de stroom ergens weg. Zo’n lekstroom kan ontstaan door een defect apparaat of doordat iemand een draad aanraakt. De aardlekschakelaar schakelt de stroom bij een lekstroom meteen uit en onderbreekt dus de stroomkring.
Als laatste in het rijtje komen we de zekeringen tegen. In het verleden zagen we daar stoppen. Tegenwoordig zijn deze vervangen door een installatie automaat. De automaat onderbreekt het elektrische circuit als door kortsluiting of overbelasting een te hoge stroomsterkte in een groep of installatie ontstaat.
Kleuren van electrabedrading
Elektriciteit loopt door draden. Welke draden je voor een elektrische stroom kiest, hangt af van het doel en de plaats van het gebruik. Voor huis installatie gebruik je installatiedraad wat je in plastic buizen legt. De draden hebben alleen een eigen kleur zo word er bij huis installaties het meest gebruik gemaakt van de volgende kleuren: geel/groen, bruin, blauw, zwart. Bij het aanleggen van elektra houden wij ons aan de afgesproken kleurcoderingen.
Groen/geel: randaarde. Deze draad is voor de veiligheid. Als een elektrisch apparaat onder stroom komt de staan dan leidt de randaarde de stroom automatisch de aarde in. De draad heeft 2 kleuren om te voorkomen dat mensen die kleurenblind zijn de draden verkeerd aan zouden sluiten.
Bruin: fasedraad. Op deze draad staat spanning.
Blauw: nuldraad. Door deze draad gaat de stroom terug.
Zwart: schakeldraad. Met deze draden maak je de schakelingen Hiermee sluit je bijvoorbeeld een lamp aan op een schakelaar. Bij schakelaars moet je de fasedraad altijd onderbreken. De nuldraad loopt rechtstreeks naar de lamp of het apparaat.