In het proces van formatief handelen staan drie vragen centraal: waar werkt de student naar toe? Waar staat de student nu ten opzichte van de einddoelen? Welke actie is nodig om de student verder op weg te helpen. Op basis van het antwoord op deze vragen kunnen zowel de docent als de student hun strategie veranderen en aanpassen. Deze vragen worden dus niet slechts één keer gesteld, maar veel vaker tijdens het leerproces om steeds bij te kunnen stellen.
Formatief handelen draait dus om het verzamelen van informatie over het leerproces van leerlingen. Het is belangrijk om deze informatie als docent te verzamelen, omdat deze informatie vaak de basis is voor beslissingen die studenten of docenten nemen over hun instructie- of leerstrategie. Aan de hand van deze informatie kan dus (door zowel de docent als door de student zelf) het leerproces bijgestuurd worden.
Er ligt een grote rol voor docenten op dit gebied. Docenten verzamelen de benodigde informatie op de juiste manier, op het juiste moment en met het juiste doel. Dit kan op verschillende manieren. Vanuit de literatuur komen er vijf strategieën naar boven die je als docent kunt inzetten:
Meer weten?
|
Richt feedbackmomenten in Richt tijdens een onderwijseenheid meerdere feedbackmomenten in. Maak hierin onderscheid tussen feedback die docenten/begeleiders geven, maar ook feedback van peers (medestudenten) of van andere relevante partijen zoals het werkveld. Zie ook de site Vernieuwenderwijs voor handvatten effectieve feedback.
|
|
Maak formatieve assessment een ingebed onderdeel van je cursus-eenheid Formatief handelen dient verschillende doelen. Het is belangrijk dat dit onderdeel op meerdere vaste momenten in de onderwijseenheid terugkomt. Deze momenten zijn het meest van toegevoegde waarden, al steeds wisselende strategieën ingezet worden. Het is namelijk vooral belangrijk dat de strategie op dat moment in de onderwijseenheid aansluit bij de studentenactiviteiten en de voortgang van de student in de onderwijseenheid. Formatieve strategieën kunnen op veel verschillende manieren vormgegeven worden. Denk hierbij aan korte quizzen, checklists, open oefeningen om een vaardigheid te oefenen, of het werken met responskaartjes. Natuurlijk zijn er nog veel meer mogelijkheden dan deze, dus ga vooral op onderzoek uit!
|
|
Maak zelfreflectie mogelijk Het is belangrijk dat studenten leren om hun eigen leerproces te monitoren en zo nodig bij te sturen. De docent kan hier zorg voor dragen door binnen de onderwijseenheid vaste momenten in te bouwen waarbij zelfreflectie centraal staat. Zelfreflectie betekent in de spiegel kijken en reageren op eigen kunnen. Wat gaat er al goed? Wat kun je als student en docent veranderen om te zorgen dat het in het vervolg anders of beter gaat? Heb je hier ondersteuning of begeleiding bij nodig? Zelfreflectie is een vaardigheid die aangeleerd moet worden. De docent kan de studenten hierbij ondersteunen door het gebruik van bepaalde methodieken. Er zijn er verschillende, hieronder staan enkele voorbeelden: Korthagen reflectie
|
|
Monitor de voortgang Houdt de individuele voortgang van iedere student in de gaten. Een mogelijkheid hiertoe is een voortdurende assessment zoals hierboven omschreven. Geef studenten individuele ondersteuning of hulp.
|