Biomechanische componenten van de fijne motoriek

Schouder:

Schouderstabiliteit is noodzakelijk om de arm te stabiliseren bij fijnmotorische acitiveiten.

Elleboog:

Zorgt ervoor dat de hand dichtbij en ver van het lichaam af kan bewegen.

Onderarm:

Door het draaien van de onderarm kan de hand in elke positie worden geplaatst om voorwerpen te pakken, dragen en los te laten.

Pols:

Een goede stand van de pols zorgt ervoor dat de hand goed kan grijpen en manipuleren.

Tweedeling in de hand:

Belangrijk voor het grijpen en hanteren van voorwerpen.

De pink en ringvinger zorgen voor de stabiliteit en kracht.

De duim, wijsvinger en middelvinger zorgen voor vaardige- snelle en precieze bewegingen.

Oppositie van de duim:

Is belangrijk voor het vasthouden van o.a. potloden.