Toets

Beantwoord de volgende vragen.

1 Welke omschrijving past het best bij 'sociale bevolkingsgroei'? 
A De verandering in bevolkingsgrootte door natuurlijke factoren. 
B De invloed van economische ontwikkeling op geboortecijfers. 
C De combinatie van natuurlijke bevolkingsgroei en migratiepatronen.
D De impact van technologische vooruitgang op de levensverwachting. 

2 Hoe kan een positief migratiesaldo de demografische structuur van een land beïnvloeden?
A Door een toename van de vergrijzing van de bevolking. 
B Door een vermindering van de bevolkingsdichtheid. 
C Door een diversificatie van de etnische samenstelling. 
D Door een afname van de totale bevolkingsomvang. 

3 Waar of niet waar?
I Een negatief migratiesaldo leidt altijd tot een afname van de totale bevolkingsomvang.
II De netto migratiesnelheid wordt uitgedrukt als een percentage van de totale bevolking.
A) I en II zijn beide waar.
B) I is waar, II is niet waar.
C) I is niet waar, II is waar.
D) I en II zijn beide niet waar. 

4 Welke omschrijving past het best bij de Creoolse bevolking in de Caribische regio? 
A Nakomelingen van enkel Afrikaanse slaven.
B Een mix van Afrikaanse en Europese afkomst. 
C Nakomelingen van inheemse bevolkingsgroepen. 
D Migranten uit Azië en Midden-Oosten.

5 Wat is de belangrijkste verklaring voor de gelijkenis in de etnische bevolkingssamenstelling tussen bijvoorbeeld Barbados en Saint Vincent en de Grenadines? 
A Dezelfde koloniale overheersers.
B Geografische nabijheid.
C Vergelijkbare economische ontwikkeling. 
D Gedeelde taal en cultuur.

6 Waar of niet waar?
I Dat er in de Caribische regio een aanzienlijke Afro-Caribische bevolkingsgroep is, is het gevolg van het kolonialisme en de slavernij.
II Dat er in de Caribische regio een aanzienlijke Indo-Caribische bevolkingsgroep is, is het gevolg van de afschaffing van de slavernij.
A I en II zijn beide waar. 
B I is waar, II is niet waar.
C I is niet waar, II is waar.
D I en II zijn beide niet waar.

7 Waar of niet waar?
I Economische problemen, zoals werkloosheid en armoede zijn een voorbeeld van een pullfactor.
II Betere economische kansen, zoals werkgelegenheid en hogere lonen zijn een voorbeeld van een pushfactor.
A I en II zijn beide waar.
B I is waar, II is niet waar.
C I is niet waar, II is waar.
D I en II zijn beide niet waar.

8 Waar of niet waar?
I De aanwezigheid van een Jamaicaanse diaspora in de Verenigde Staten is een pushfactor voor migratie vanuit Jamaica? 
II De beperkte mogelijkheden tot het volgen van vervolgonderwijs in Curaçao is een pushfactor voor migratie vanuit Curaçao.
A I en II zijn beide waar.
B I is waar, II is niet waar.
C I is niet waar, II is waar. 
D I en II zijn beide niet waar.

9 Waar of niet waar?
I Een groeiende werkgelegenheid in de toerismesector is een pullfactor voor meerdere eilanden in de Caribische regio.
II Een eenzijdige focus op het toerisme is een pushfactor in meerdere eilanden in de Caribische regio.
A I en II zijn beide waar.
B I is waar, II is niet waar.
C I is niet waar, II is waar.
D I en II zijn beide niet waar.

10 Waar of niet waar?
I De historische en culturele banden tussen Nederland en Aruba, Curaçao en Bonaire zijn een pullfactor voor migranten uit Nederland naar deze eilanden.
II De nabijheid van de eilanden Aruba, Curaçao en Bonaire zijn een pullfactor voor migranten vanuit Venezuela naar deze eilanden.
A I en II zijn beide waar.
B I is waar, II is niet waar.
C I is niet waar, II is waar.
D I en II zijn beide niet waar.