De meeste metalen zijn in zuivere vorm niet zo stevig. Zuiver goud is een zacht en buigzaam metaal. Om het goud steviger te maken wordt het gesmolten en gemengd met andere metalen zoals zilver en koper. Het goud wordt dan steviger en je kunt er sieraden van maken. Het percentage goud in het mengsel wordt uitgedrukt in Karaat. Zuiver goud is 24 karaat. Een sieraad van 14 karaats goud bevat (14/24) x 100% = 58% goud.
Een metaalmengsel wordt een legering genoemd. Een legering heeft andere eigenschappen dan de metalen waarvan de legering gemaakt is.
Voorbeelden van legeringen:
Amalgaam: een legering met kwik. Zilveramalgaam ( kwik en zilver) werd vroeger door tandartsen gebruikt om kiezen en tanden te vullen.
Brons: een mengsel van koper en tin. Brons heeft een lager smeltpunt dan koper en wordt gebruikt voor het maken van beelden en medaiiles. in de bronstijd werden van brons bijlen en dolken gemaakt.
Messing is een mengsel van koper en zink. Veel kranen en waterleidingen zijn van messing.
Roestvast staal is een legering van ijzer en chroom of nikkel. De legering roest minder makkelijk dan zuiver ijzer.
Staal is ijzer met een hoger koolstofpercentage. Dit is geen legering, omdat koolstof geen metaal is.