Instaptoets
1. Uit welke landen bestaat het Koninkrijk der Nederlanden?
A. Nederland, België, Aruba en Curaçao
B. Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten
C. Nederland, Suriname en de BES-eilanden
D. Alleen Nederland
2. Wie is het staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden?
A. De minister-president van Nederland
B. De voorzitter van de Europese Unie
C. De koning
D. De burgemeester van Den Haag in Nederland
3. In welke eeuw vond de meeste slavernij plaats binnen de Nederlandse koloniën?
A. 14e eeuw
B. 17e en 18e eeuw
C. 20e eeuw
D. 21e eeuw
4. Welke taak hoort bij de koning van het Koninkrijk der Nederlanden?
A. Hij maakt nieuwe wetten
B. Hij beslist wie er in de Tweede Kamer komt
C. Hij bepaalt de belastingtarieven
D. Hij is lid van de (Koninkrijks)regering en ondertekent wetten
5. Noteer bij elke zin (A t/m D) het juiste schaalniveau dat van toepassing is.
A. Op Bonaire wordt geld gereserveerd voor nieuwe wegen.
B. De Nederlandse regering stelt extra geld beschikbaar voor onderwijs op de BES-eilanden.
C. Caribische landen overleggen met andere landen wereldwijd over klimaatverandering en zeespiegelstijging.
D. Aruba, Curaçao en Sint Maarten werken samen aan betere rampenplannen voor orkanen.