08.05 Toetsen van casussen

Toetsen via een casus, ook wel casustoets genoemd, is een methode waarbij studenten worden beoordeeld op basis van hun vermogen om een realistische situatie of probleem op te lossen. Hier is een overzicht van hoe dit proces werkt:

  1. Selectie van de casus: Een casus is een beschrijving van een authentieke beroepssituatie of probleem. Deze moet relevant zijn voor het vakgebied en voldoende complex om diepgaande analyse te vereisen.
  2. Ontwikkeling van vragen: Op basis van de casus worden vragen geformuleerd. Deze kunnen zowel open als gesloten zijn. Open vragen vragen om uitgebreide antwoorden en redeneringen, terwijl gesloten vragen vaak meerkeuze of waar/onwaar zijn.
  3. Voorbereiding van studenten: Studenten krijgen de casus en eventuele aanvullende informatie vooraf, zodat ze zich kunnen voorbereiden. Dit kan ook betekenen dat ze relevante theorieën en modellen moeten bestuderen.
  4. Uitvoering van de toets: Tijdens de toets beantwoorden studenten de vragen over de casus. Dit kan individueel of in groepen gebeuren, afhankelijk van de opzet van de toets.
  5. Beoordeling: De antwoorden worden beoordeeld op basis van vooraf opgestelde criteria. Dit kan een rubric zijn die verschillende aspecten van het antwoord beoordeelt, zoals de juistheid van de analyse, de toepasbaarheid van de theorie, en de kwaliteit van de argumentatie.
  6. Feedback: Na de beoordeling krijgen studenten feedback op hun antwoorden. Dit helpt hen te begrijpen waar ze goed in waren en waar ze nog kunnen verbeteren.

Voordelen van casustoetsen:

Nadelen:

Verdere inhoud volgt.