Begrippenlijst

 

 

Begrip

Uitleg

Voorbeeld

1

Aangeleerde eigenschappen

Eigenschappen die je gedurende je opvoeding krijgt aangeleerd.

Je leert een taal spreken door de taal die je omgeving spreekt.

2

Aangeboren eigenschappen

Eigenschappen die je vanaf je geboorte hebt, zoals uiterlijke kenmerken en karaktereigenschappen.

Dat je verlegen bent.

3

Beeldvorming

De gedachtes die ontstaan bij iets of iemand. Hierdoor ontstaan mogelijk vooroordelen en stereotypes.

Hoe vorm je een beeld van migranten?

4

Belangen

Iets waar je voordeel uithaalt.

Beter voor het milieu.(meer groen)

Makkelijker bereikbaar. (meer wegen)

5

Belangengroep

Belangengroepen (consumentenbonden) komen op voor werknemers, werkgevers, ondernemers, artsen, automobilisten, enz. - actiegroepen (bijv. aan de snelweg) zijn tamelijk een stuk kleiner dan belangengroepen, ze komen op voor bijv. de renovatie van een huis.

FNV

6

Christendemocratie

Christendemocraten vinden Bijbelse waarden zoals naastenliefde en samenwerking belangrijk.

Mensen moeten elkaar helpen en steunen.

7

Compromis

Twee of meer partijen komen tot een besluit door hun standpunten op elkaar af te stemmen.

Onderhandelen over de prijs van een product op de rommelmarkt.

8

Cultuur

Een groep met gemeenschappelijke kenmerken, zoals waarden, normen, gewoonten, tradities en feestdagen.

De Nederlandse cultuur.

9

Cultuuroverdracht

Het overbrengen van de cultuur door je omgeving. Bijvoorbeeld: het overdragen van je ouders van bepaalde waarden, normen en gewoonten.

- U zeggen tegen ouderen.

- Sinterklaasfeest.

- Halloweenfeest.

10

Democratie

De macht ligt bij de burgers van een samenleving. Bijvoorbeeld: In Nederland kiezen burgers over hun bestuur.

Indirecte democratie:

De volksvertegenwoordiging maakt belangrijke beslissingen.

Directe democratie:

Het volk beslist mee over belangrijke beslissingen (via een referendum).

11

Dictatuur

Een bestuursvorm waarbij het volk heel weinig of niets te zeggen heeft. Eén of enkele machthebber(s) hebben alle macht.

China

12

Discriminatie

Iemand in een gelijk geval, ongelijk behandelen.

Bij solliciatie bij gelijke vaardigheden, kiezen voor de man in plaats van de vrouw.

13

Emancipatie

Ervoor proberen te zorgen dat mensen gelijke rechten hebben.

Dat vrouwen in Nederland mogen stemmen sinds 1919.

14

Etnische afkomst

De etnische achtergrond is de bevolkingsgroep waartoe je behoort.

Marokkanen of Indische afkomst.

15

Extreemrechts

Extreemrechtse partijen hebben zulke extreme opvattingen die door de ‘gewone’ partijen niet worden gedeeld. Vaak wordt extreemrechts geassocieerd met een grote liefde voor het eigen land en de eigen nationaliteit.

Je ziet vaak dat extreemrechtse partijen dan ook een afkeer hebben tegen ‘vreemden’ in hun eigen land, bijvoorbeeld immigranten. Er wordt vaak gezegd dat extreemrechts populairder wordt als het slecht gaat met een land.

16

Feit

Iets is waar, want je kunt het controleren.

De zon komt op in de ochtend.

17

Formele macht

Als je macht hebt vanuit je officiële functie of beroep.

De minister president heeft formele macht.

18

Geschreven regels

Er zijn geschreven regels. Die vind je bijvoorbeeld in wetten, reglementen en contracten. Ze maken duidelijk wat je rechten en plichten zijn

Je mag niet door een rood stoplicht rijden.

19

Ongeschreven regels

Ongeschreven regels zijn door de jaren heen door iedereen overgenomen, zonder dat iemand ze echt heeft bedacht of heeft opgeschreven. Het zijn gewoontes die je uitvoert zonder dat iemand het zegt.

Je zegt gedag tegen een bekende.

20

Gezag

Iemand die iets te zeggen heeft over andere mensen vanuit een functie, heeft gezag.

Te vergelijken met formele macht.

21

Grondwet

De belangrijkste wet van een rechtsstaat. Hierin staat dat de macht van de overheid is beperkt en hierin staan de grondrechten van burgers vastgelegd.

Kiesrecht.

Vrijheid van meningsuiting.

22

Identificatie

Mensen spiegelen zichzelf aan anderen. Ze vergelijken zich en nemen andermans gedrag over.

Je helpt mee, omdat mensen die je leuk vindt dit ook doen.

23

Imitatie

Gedrag kopiëren. Kinderen nemen andermans gedrag over, vaak van de ouders.

Je neemt een mening letterlijk over van een ander.

24

Individuele belangen

Belang voor 1 persoon.

Persoonlijke overtuiging.

25

Collectieve belangen

Belang voor een groep mensen.

Vrijheid

26

Informele macht

Als je veel invloed hebt op mensen vanwege je kennis, overtuigingskracht of charisma.

Influencers

27

Liberalisme

Liberalen vinden het belangrijk dat iedereen vrijheid heeft, en mensen moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen.

VVD, JA21

28

Maatschappelijk probleem

  1. Er moet sprake zijn van een sociaal probleem. Veel mensen hebben er last van.
  2. Er bestaan verschillende meningen over de oplossing van het probleem. ...
  3. Het moet gaan om een probleem dat door middel van gezamenlijke actie of door de politiek kan worden opgelost. ...
  4. Het probleem krijgt de aandacht van de media.

 

Lerarentekort.

Corona.

29

Maatschappelijke ladder

Indeling van de positie van mensen in de maatschappij, bepaald door macht, status, functie, aanzien, geld.

Een rechter staat hoog op de ladder, en een bouwvakker lager.

30

Maatschappelijke positie

De plek op de maatschappelijke ladder, bepaald door macht, status en inkomen.

Chirurg staat hoog op de ladder, en een vakkenvuller lager.

31

Macht

Het hebben van invloed op het gedrag van een ander, zodat deze naar jouw wens gaat handelen. Het hebben van invloed op het gedrag van een ander, zodat deze naar jouw wens gaat handelen.

Werkgever heeft macht over werknemer.

32

Machstmiddelen

Manieren om invloed uit te oefenen.

1. Aantal

2. Geweld

3. Functie

4. Kennis

5. Geld

33

Massamedia

Media die met hun boodschap zoveel mogelijk mensen proberen te bereiken.

Krant, televisieprogramma's.

34

Mening

Iets wat jij vindt.

Ik vind rode schoenen mooier dan blauwe schoenen.

35

Normbesef

Je weet dat er regels zijn en je kent de voor- en nadelen wanneer je hiernaar handelt.

Je rijdt niet door een rood licht. Je weet dat de kans bestaat dat je een ongeluk veroorzaakt of dat je een boete krijgt.

36

Overheidsbeleid

Regels en plannen die worden gemaakt door de overheid.

Regeringsakkoord.

37

Persoonlijkheidsvorming

Het is het ontwikkelen van denkvaardigheden, persoonlijkheid en karakter, kennis maken met alle culturele en maatschappelijke kanten van de wereld waarin we leven.

38

Politieke agenda

Het heeft de aandacht van politieke partijen.

Stikstofbeleid.

 

39

Politieke partij

Een politieke partij is een groep mensen met dezelfde ideeën over allerlei onderwerpen, zoals economie, defensie en onderwijs etc.

CDA, SP, FvD

40

Politieke stromingen

De visie (/mening) van een grote groep mensen over hoe we moeten samenleven in Nederland.

Sociaaldemocratie

Christendemocratie

Liberalisme

Ecologische stroming

41

Positieve actie

Positieve actie is de aanduiding voor programma's waarin bepaalde groepen met een zwakke positie, zoals vrouwen en minderheden, extra kansen wordt geboden op de arbeidsmarkt, in scholen en dergelijke.

Bedrijven ontvangen subsidie wanneer ze mensen met een handicap aannemen.

42

Rechten

Wetten en regels waar je gebruik van mag maken.

Recht op vrijheid van godsdienst.

43

Plichten

Wetten en regels waar je je aan moet houden.

Leerplicht (ook recht op onderwijs).

 

44

Rolpatroon

Je gedragen precies zoals van jou (in je rol) wordt verwacht.

De rol van ouder: ouders gedragen zich volwassen in het bijzijn van hun kind.

45

Samenleving

Een groep mensen die samen een geheel vormen. Ze moeten zich bijvoorbeeld houden aan de dezelfde wetten.

De Nederlandse samenleving, iedereen die in Nederland woont.

46

Selectie

Het kiezen van een bepaalde groep binnen de samenleving.

Op basis van leeftijd of inkomen.

47

Selectieve beeldvorming

Het onbewust keuzes maken over welke informatie je tot je neemt.

Informatie vanuit de ene politieke partij tot je nemen, en van de andere politieke partij niet.

48

Sociaal milieu

De omgeving waarin je opgroeit.

Naast het gezin en de school wordt de vrije tijd gezien als het derde milieu waarin het kind opgroeit. De vrije tijd is belangrijk omdat de kinderen daar de mogelijkheden krijgen om hun gedrag te oefenen en uit te proberen.

49

Sociale controle

Sociale controle is de beheersing van het gedrag van individuen en groepen door de samenleving.

De buren houden de buurt in de gaten.

50

Sociale media

Online platformen waarop mensen informatie met elkaar kunnen uitwisselen.

Tik tok

Snapchat

51

Sociale mobiliteit

Het veranderen van maatschappelijke positie.

Door een verandering van inkomen, opleiding, beroep of functie.

52

Sociale verschillen

Een situatie waarin verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van mensen in de maatschappij.

Sociale verschillen ontstaan door kansen, sociaal milieu.

53

Sociale ongelijkheid

Mensen hebben ongelijke kansen.

Sommige mensen zijn kansarm, en anderen zijn kansrijk.

54

Socialisatieproces

Socialisatie is letterlijk 'het proces waarbij iemand – bewust en onbewust – de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

Je wordt opgevoed in een streng gelovig gezin.

55

Socialiserende instituties

Socialiserende instituties = instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen (gemeenschappelijke gewoonten) waarbinnen en waarlangs de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.

Het gezin, school, de overheid en de media.

56

Socialisme

Een politieke stroming die het belangrijk vindt dat alles gelijk verdeeld wordt.

Opkomen voor kwetsbaren in de samenleving.

57

Status

Het aanzien dat iemand heeft. Hoe er tegen iemand aan wordt gekeken.

De koning heeft een hoge status.

Rapper Boef heeft een hoge status.

58

Stereotype

Een stereotype is een overdrijving, een uitvergroting als kenmerk voor een hele groep.

Alle Nederlands zijn gierig.

59

Subcultuur

Een cultuur die bij een kleine groep hoort binnen de dominante cultuur.

De Surinaamse gemeenschap of de jeugdcultuur gothics.

60

Tijd- en plaatsgebonden regels

Regels die gelden in een bepaalde tijd en in een bepaalde plaats.

Criminaliteit is een tijd gebonden begrip: opvattingen over criminaliteit en hoe dit kan worden voorkomen of bestreden veranderen in de loop van tijd. Hierdoor ontstaan nieuwe rechtsregels. Ook is Criminaliteit is een plaatsgebonden begrip: opvattingen over criminaliteit verschillen per land/cultuur.

61

Vooroordelen

Een oordeel (mening) geven over iets of iemand, zonder dat je dit doet op basis van feiten.

Dat iemand die blond is, dom is.

62

Waarden

Dat wat voor iemand belangrijk is. Uitgedrukt in één woord.

Gezondheid, betrouwbaarheid, gelijkheid.

63

Normen

Normen zijn regels die voortkomen uit waarden.

Je vraagt aan de ander hoe het gaat.

64

Wet

Geschreven regels gemaakt door de overheid.

Je mag niet door rood rijden.

65

Pressiegroep

Organisaties en groepen die voor lange tijd bewust invloed proberen uit te oefenen op de politieke besluitvorming, noemen we pressiegroepen. Dit zijn geen politieke partijen, want pressiegroepen focussen op één gebied.

De invloed van een pressiegroep hangt af van haar omvang, geld, positie en kennis.

Voorbeelden zijn werknemersorganisaties FNV en CNV. Zij behartigen de belangen van werknemers bij bijvoorbeeld CAO-onderhandelingen.

66

Actiegroep

In tegenstelling tot pressiegroepen zetten actiegroepen zich vaak maar voor korte tijd in op één specifieke kwestie. Ze zijn minder professioneel en georganiseerd, omdat het na de ene kwestie meteen klaar is.

Kick Out Zwarte Piet (KOZP) is hier een voorbeeld van: zoals de naam al zegt is deze groep gefocust op één specifiek onderwerp (het afschaffen van Zwarte Piet). Hoewel dit misschien wel langer duurt (al een aantal jaren) dan bij een normale actiegroep, is deze beperkte focus wel het bewijs dat KOZP een actiegroep is.