Een overzicht van de leerdoelen voor deze module.
Onderaan staat een wordbestand met de leerdoelen.
Voorkennis
Alle leerdoelen uit periode 2! Hieronder is een selectie van de meest belangrijke leerdoelen weergegeven.
Ik ken de begrippen: element en verbinding en m.b.v. het atoommodel van Dalton het verschil aangeven tussen beide begrippen.
Ik kan het verschil tussen de processen scheiden en ontleden op microniveau toelichten.
Ik kan aan de formule van een stof herkennen of het een metaal, zout of moleculaire stof is.
Ik kan de systematische naamgeving bij metalen, zouten en moleculaire stoffen gebruiken en de bijbehorende formules opstellen.
Ik ken de formules en naam van de volgende stoffen die niet aan de systematische naamgeving voldoen: water, methaan, propaan, butaan, ammoniak, glucose, alcohol.
Ik kan van een (beschreven) chemische reactie een reactievergelijking in formules opstellen.
Soorten reacties
Ik kan de volgende types chemische reacties herkennen: verbranding, oxidatie reacties, vormingsreacties en ontledingsreacties.
Ik kan de volgende typen ontledingsreacties onderscheiden: thermolyse, elektrolyse en fotolyse.
Ik kan uitleggen wat een reagens is en de begrippen selectief en gevoelig in de context van reagens gebruiken.
Ik kan beschrijven hoe je zuurstof en waterstof kunt aantonen en welke waarnemingen daar bij horen.
Ik ken de reagentia voor: koolstofdioxide, water, zwaveldioxide en zetmeel. En kan de bijbehorende waarnemingen noemen.
Ik kan een gaswasfles tekenen (doorsneetekening) en op de juiste manier gebruiken.
Verbranding
Ik kan de drie voorwaarden, die nodig zijn voor een brand, benoemen.
Ik kan de verbrandingsproducten van stoffen die C, H en/of S-atomen bevatten, noemen.
Ik kan een (kloppende) vergelijking voor een verbrandingsreactie opstellen.
Bij een volledige/onvolledige verbranding kan ik:
De oorzaak benoemen
Het verschil in verbrandingsproducten benoemen
Met een waarneming herkennen om welk type verbranding het gaat.
Ik kan de risico’s en de symptomen van koolstofmonooxide benoemen.
Ik kan het begrip ‘Tijd Gewogen Gemiddelde (TGG-waarde)’ gebruiken en er berekeningen mee uitvoeren.
Ik kan de bijzonderheden van de verschillende type verbrandingsreacties benoemen: oxidatie, roesten en explosies.
Ik kan de twee extra voorwaarden benoemen, waar een brand aan moet voldoen om tot een explosie te leiden.
Ik kan uitleggen hoe moderne explosieven werken.
Ik kan uitleggen hoe je verschillende type branden moet blussen en welke brandvoorwaarde je dan weghaalt