Verwerkingsopdrachten 1

Opdracht 1 Soorten reacties

  1. Wat is het verschil tussen een ontledings- en een vormingsreactie?
  2. Kan een verbrandingsreactie ook een ontledingsreactie zijn?
  3. Kan een verbrandingsreactie ook een vormingsreactie zijn?

 

Opdracht 2 Soorten reacties onderscheiden
Geef voor elk van de volgende processen aan of het gaat om een: faseovergang, scheiding, mengen, ontledingsreactie, vormingsreactie of verbrandingsreactie.

  1. Je voegt suiker toe aan water. Er ontstaat suikerwater.
  2. Je verwarmt kaarsvet totdat deze vloeibaar wordt.
  3. Je steekt een kaars aan en ziet een geel vlammetje.
  4. Je brengt zeewater aan de kook. Het water verdampt.
  5. Wanneer al het zeewater is verdampt, houd je zout over.
  6. Wanneer stikstof met waterstof reageert ontstaat ammoniak.

Geef van de volgende ontledingsreacties weer om welk type ontledingsreactie het gaat.

  1. Wanneer een hete pan zonder onderzetter op tafel wordt gezet, ontstaan schroeivlekken.
  2. Wanneer stroom door water wordt geleid, ontstaan waterstof en zuurstof.
  3. Gordijnen die lang in de zon hangen verbleken.

 

Opdracht 3 Krijt
Je kunt krijt (CaCO3) maken door ongebluste kalk te laten reageren met koolstofdioxide.

  1. Leg uit of dit een ontledings- of een vormingsreactie is.
  2. Leg uit of krijt een verbinding of een element moet zijn.
  3. Leg uit of je met deze informatie weet of ongebluste kalk een verbinding of een element is.

 

Opdracht 4 Elektrolyse en thermolyse van water
Water kun je ontleden door elektrolyse, maar ook door thermolyse. Voor de ontleding via thermolyse is een temperatuur van 1500°C nodig.

  1. Is bij de thermolyse van water sprake van een endotherme of een exotherme reactie? Leg je antwoord uit.
  2. Geef de thermolyse van water weer in een energiediagram.
  3. Is er een verschil tussen de reactievergelijking van de elektrolyse en de thermolyse van water? Leg uit.
  4. Leg op microniveau uit wat het verschil is tussen het koken van water en de thermolyse van water.

 

Opdracht 5 Fotopapier
Tijdens een practicum heb je een voorwerp op een stukje fotopapier (AgCl) gelegd. Na een tijdje zag je een duidelijke kleurverandering tussen het afgedekte en het niet-afgedekte stukje fotopapier.

  1. Leg uit waarom het stukje papier waarop een voorwerp heeft gelegen licht van kleur bleef.
  2. Hoe heet dit type ontledingsreactie?
  3. Geef de vergelijking van de opgetreden reactie.

 

Opdracht 6 Reactievergelijkingen opstellen
Als je de namen en/of formules van de stoffen niet meer weet, kijk dan hier voor een overzicht van de naamgeving van stoffen.

Geef steeds de kloppende reactievergelijking.

  1. De thermolyse van methaan.
  2. De vorming van de vaste stof difosforpentachloride uit de elementen.
  3. Vloeibaar keukenzout (NaCl) wordt geëlektrolyseerd.
  4. De verbranding van methaan tot koolstofdioxide en water.
  5. De thermolyse van glucose in zijn elementen.
  6. De verbranding van ammoniak, waarbij de gassen stikstofmono-oxide en waterdamp ontstaan.

 

Opdracht 7 Fotosynthese
Een groene plant zet onder invloed van licht koolstofdioxide en water om in glucose en zuurstof.

  1. Leg uit of dit een ontledingsreactie is.
  2. Maysam zegt dat het om een fotolyse reactie gaat. Leg uit of Maysam gelijk heeft.
  3. Hoe heet het energie-effect van deze reactie?
  4. Geef de reactievergelijking van deze reactie.

 

Opdracht 8 Verschillende reagentia
Wit kopersulfaat is een reagens voor de stof water.

  1. Wit kopersulfaat is erg selectief. Wat betekent dit?
  2. Wit kopersulfaat is gevoelig. Wat betekent dit?

Joodwater kan naast zwaveldioxide ook zetmeel aantonen.

  1. Leg uit dat joodwater toch een heel selectief reagens is.

Tijdens de elektrolyse van water heb je gezien hoe je zuurstof kunt aantonen.

  1. Wat is het reagens op zuurstof?
  2. Lucht bestaat voor ongeveer 21% uit zuurstof. Vind je dit reagens gevoelig?
  3. Is dit reagens selectief? Leg uit.

 

Opdracht 9 Welke stof wordt hier ontleed?
Abdi wil onderzoeken welke atomen er in een onbekende stof aanwezig zijn. Hiervoor gaat hij de stof ontleden en probeert hij de ontstane stoffen aan te tonen. Hij doet de volgende waarnemingen:

  1. Welke stoffen heeft Abdi aangetoond? Leg je antwoord uit.
  2. Wat had de waarneming bij de gloeiende houtspaander moeten zijn om zuurstof aan te tonen?
  3. Leg uit dat, ondanks dat de stof zuurstof niet is aangetoond, er wel zuurstofatomen in de onbekende stof aanwezig zijn.
  4. Welke atomen zijn er in de onbekende stof aanwezig?

Bram denkt dat het ook mogelijk is om in één opstelling water, koolstofdioxide en zwaveldioxide aan te tonen. Hij bouwt hiervoor onderstaande opstelling met gaswasflessen.

  1. Leg uit waarom het uiteinde van het ingaande pijpje van de gaswasfles onder het vloeistofniveau van het joodwater en het kalkwater moet zitten.
  2. Leg uit waarom de keuze om het custardpoeder in de laatste gaswasfles te doen een niet zo slimme keuze is.