Spreek af wie de proefpersoon is en wie de onderzoeker.
De proefpersoon gaat even naar de gang en doet op de gang één oordopje in.
De onderzoeker verstopt ergens in de ruimte de smartphone van de proefpersoon die een zacht (maar wel goed hoorbaar) muziekje afspeelt.
De proefpersoon zoekt bij binnenkomst de geluidsbron.
De onderzoeker neemt de tijdsduur van het zoeken met de andere smartphone op.
Herhaal het experiment twee keer. Zorg dat je de smartphone op gelijke afstanden verstopt.
Herhaal nu het experiment, nogmaals totaal drie keer, maar laat de proefpersoon zonder een oordop zoeken.
Houd ook nu weer rekening met gelijke afstanden.
Wat heb je ontdekt? Beantwoord de vragen in de oefening.
★ Oefening 4: Geluid uit verschillende richtingen
Heb je tijd voor nog een experiment? Voer dan dit experiment uit.
In tweetallen.
Onderzoeksvraag:
Kun je horen of een geluid van recht achter je komt of van opzij? Wat is jouw hypothese?
Wat heb je nodig?
Een stuk tuinslang (van ongeveer 60-80 cm)
Twee lege frisdrankflessen
Plakband
Een viltstift
Een liniaal
Wat ga je doen?
Zet een streepje precies op het midden van de slang en op 10 en 20 cm links en rechts van het midden (je hebt dan dus vijf meetpunten).
De proefpersoon zet de oordoppen op zijn oren, met de slang op zijn rug.
De onderzoeker houdt de slang los van de rug van de proefpersoon en voert het experiment uit, door de meetpunten willekeurig aan te tikken.
De proefpersoon zegt steeds van welke richting hij denkt dat het geluid komt.
Noteer de waarnemingen in een tabel.
Geef aan de hand van de tabel een antwoord op de onderzoeksvraag.
Lever de tabel en het antwoord op de onderzoeksvraag in.
Lever de tabel en je onderzoeksverslag in bij de docent.