Past participle

De "past participle" wordt gebruikt voor de present perfect, past perfect en future perfect tense. In dit onderdeel wordt alleen de "present perfect tense" behandeld voor het Engels examen.

Voltooid tegenwoordige tijd

De present perfect wordt gebruikt om aan te geven dat iets in het verleden gebeurd is en het nu nog belangrijk of aan de gang is. Er is dus een link tussen toen en nu.

I have washed the car. It is clean now.
We have lived in this house since January.
They have never visited a zoo before.

Om de present perfect te maken gebruik je: have/has + voltooid deelwoord (past participle).

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden maak je door -ed of -d achter het werkwoord te zetten.

 

De past participle van onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm. Je vindt een overzicht in het onderdeel "vocabulaire: woordenlijst".

You have watched TV for three hours now.
We have already received the tickets.
He has lost his keys. He can’t get into the house.

 

Deze uitleg kun je terugvinden in het Stepping Stones werkboek; vmbo 4 kader op bladzijde 182.