In dit hoofdstuk leer je het persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw) en het bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) herkennen.
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar een persoon of ding:
ik loop buiten, ze rijden daar, die neef van jou.
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat vaak voor een zn.
mijn auto, onze fietsen, haar les
persoonlijke voornaamwoorden |
bezittelijke voornaamworoden |
|||
onderwerp |
geen onderwerp |
|||
enkelvoud |
1e persoon |
ik |
mij / me |
mijn / m'n |
2e persoon |
jij / je |
jou / je |
jouw / je |
|
3e persoon |
hij |
hem / 'm |
zijn / z'n |
|
meervoud |
1e persoon |
wij / we |
ons |
ons / onze |
2e persoon |
jullie |
jullie |
jullie |
|
3e persoon |
zij / ze |
hun / hen / ze |
hun |
Let op: de woorden je, haar, ons, jullie en hun kunnen zowel persoonlijk als bezittelijk voornaamwoord zijn. Gebruik hiervoor onderstaand trucje:
Kun je het woord (je, haar, ons, jullie, hun) vervangen door hij of hem?
Dan is het woord je, haar, ons, jullie of hun een persoonlijk voornaamwoord
– Is die zoon van jullie (pers.vnw) slim? → Is die zoon van hem slim?
Kun je het woord (je, haar, ons, jullie, hun) vervangen door zijn?
Dan is het woord je, haar, ons, jullie of hun een bezittelijk voornaamwoord
– Dat is ons (bez.vnw) boekje. → Dat is zijn boekje.