Voegwoorden verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. Je hebt twee soorten voegwoorden:
nevenschikkende voegwoorden (ns. vgw)
onderschikkende voegwoorden (os. vgw)
Nevenschikkende voegwoorden verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen. Er zijn er vijf: dus, en, maar, of, want
Onderschikkende voegwoorden verbinden meestal een hoofdzin met een bijzin. Er zijn veel verschillende voegwoorden, hier volgen wat voorbeelden: omdat, doordat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat, als, aangezien, dat, zodra.
Tip: hoe onderscheid je het nevenschikkend voegwoord van het onderschikkend voegwoord?
Als het een van deze woorden is (dus, en, maar, of, want) dan is het een nevenschikkend voegwoord. Is het geen van die vijf woorden en zie je dat het twee zinnen aan elkaar plakt, dan is het een nevenschikkend voegwoord.