Aan het eind van de periode heb je in de verplichte blox een mini-mondeling fictie. Dit doen we als voorbereiding op je fictiemondeling in leerjaar 4.
Net als je echte fictiemondeling zit je tijdens je mini-mondeling in een groepje van 4. Je mag dit groepje zelf samenstellen. Anders deelt RNU je in.
Het mini-mondeling staat in de planning. Je hebt het in een van de laatste bloxen van de periode.
RNU stelt allerlei vragen over de gelezen boeken. In je antwoorden op de vragen vergelijk jij de boeken met elkaar.
Je kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen de boeken per fictiebegrip. Het is ook belangrijk dat je dit kunt uitleggen met voorbeelden uit je boek.
Je heb je mindmaps uitgewerkt en nog eens goed doorgenomen.
Je kunt overeenkomsten en verschillen benoemen tussen de boeken (per fictiebegrip). Het is ook belangrijk dat je dit kunt uitleggen met voorbeelden uit je boek. Bekijk de fictiebegrippen onder 'Hoe maak ik een mindmap?'
We merken dat leerlingen in fictiemondelingen de neiging hebben om het boek samen te vatten. Dat is niet waar we naar zoeken in een mondeling. We zien juist graag dat je ook andere fictiebegrippen dan de gebeurtenissen in het boek kunt uitleggen met voorbeelden.
Je krijgt een groen/oranje/rood voor het mondeling.
Groen, oranje of rood geeft aan in hoeverre je op de goede weg bent voor je echte mondeling.