Week 4: Standensamenleving

Binnen de Middeleeuwse samenleving waren er drie verschillende standen te onderscheiden: De geestelijkheid, de adel en de boeren en burgers.

De geestelijkheid

In week 1 hebben we het al gehad over de geestelijkheid. Deze bestond uit iedereen die lid was van de kerk, zoals monniken, priesters en nonnen. Zij waren in strijd met de adel om de macht. De geestelijkheid was er vooral om de mensen hoop en troost te bieden. Dit deden ze vooral om te vertellen dat ze goed naar de Kerk moesten luisteren en hun regels moesten volgen. Wie dit niet deed, zou volgens hen terecht komen in het vagevuur.

De Adel

De Adel waren vaak lid van een bestuur. Ze hadden vaak stukken land in bezit en hadden dan een titel, zoals Baron, Hertog of prins. Binnen de Adel waren er ook weer verschillen. De ene titel was belangrijker dan de andere. De volgorde is: prins, hertog, markies, graaf, burggraaf, baron en ridder. De gewone mensen keken op naar deze mensen. Om te wonen op een stuk land van de Adel, moesten ze belasting betalen en Herendiensten doen. Dit zijn gratis werkzaamheden op het land van de Adel.

De Derde Stand

De derde stand bestond uit boeren en burgers. Zij moesten belasting betalen en Herendiensten doen voor de Adel en de geestelijkheid. Deze stand noemde zichzelf dan ook 'De Derde Stand'

De Franse Revolutie

Tijdens de Franse Revolutie in 1789 kwam er een einde aan deze verdeling. De Derde Stand kwam in Opstand. Ze pikten het niet meer dat zij zoveel belasting moesten betalen en Herendiensten moesten doen. Ook konden rijke burgers nooit in de andere twee standen terecht komen. De opstand leidde tot het einde van de standensamenleving. Vanaf toen kwamen langzaam de burgers steeds meer aan de macht.