Abiotische factoren: Niet-levende elementen zoals zonlicht, water, lucht, bodem en temperatuur die het milieu beïnvloeden.
Biodiversiteit: De verscheidenheid aan planten en dieren in een bepaald gebied.
Biologische factoren: Levende elementen in een ecosysteem, zoals planten, dieren en micro-organismen.
Delfstoffen: Natuurlijke hulpbronnen die worden gewonnen uit de aarde, zoals olie, gas, zout en mineralen.
Economische dimensie: De aspecten van een gebied die te maken hebben met geld, handel en werkgelegenheid.
Een ecosysteem: de wisselwerking tussen alle levende wezens en hun levenloze omgeving (water, bodem, lucht). Zie onderstaande afbeelding.
Flora en fauna: Planten (flora) en dieren (fauna) die in een bepaald gebied voorkomen.
Fysische dimensie: De natuurlijke kenmerken van een gebied, zoals landschappen, bodem, waterlichamen en klimaat.
Geul: Een diepere en vaak smallere waterweg in de zeebodem.
Kwelder: Een gebied langs de kust dat regelmatig overstroomt met zout water, waar planten zoals zeekraal groeien.
Politieke dimensie: De aspecten van een gebied die te maken hebben met bestuur, regelgeving en overheidsbeleid.
Prielen: Ondiepe watergangen tussen zandbanken die tijdens eb droogvallen.
Sociaal-culturele dimensie: De aspecten van een gebied die te maken hebben met mensen, hun cultuur, tradities en manieren van leven.
UNESCO Werelderfgoed: Plaatsen, monumenten of gebieden die door UNESCO zijn erkend vanwege hun culturele, historische of natuurlijke waarde en die bescherming verdienen voor toekomstige generaties.
Zeegat: Een brede doorgang tussen twee landmassa's waar zeewater doorheen stroomt, zoals tussen eilanden of langs kustlijnen.