modale hulpwerkwoorden

Gebruik jij weleens hulpwerkwoorden als 'kunnen', 'moeten', 'zullen', etc.? Vast wel! Dit zijn modale werkwoorden en ze zijn onmisbaar voor een heldere communicatie. Je moet tenslotte wel duidelijk kunnen maken of iemand, bijvoorbeeld, iets mag, kan of zelfs moet doen. Laten we samen kijken naar de modale werkwoorden in het Engels.

https://www.youtube.com/watch?v=WD0Ky4w3cHA

oefenen can/could

https://www.youtube.com/watch?v=46VGjfuyc7M

Oefenen hulpww ´Will´

Gebruik jij weleens hulpwerkwoorden als 'kunnen', 'moeten', 'zullen', etc.? Vast wel! Dit zijn modale werkwoorden en ze zijn onmisbaar voor een heldere communicatie. Je moet tenslotte wel duidelijk kunnen maken of iemand, bijvoorbeeld, iets mag, kan of zelfs moet doen. Laten we samen kijken naar de modale werkwoorden in het Engels.

We beginnen met de vorm van de hulpwerkwoorden.

Vorm

Modale werkwoorden worden nooit vervoegd. Dit betekent dat ze maar één vorm hebben en niet veranderen. In de voorbeelden hieronder zie je hoe het werkwoord can hetzelfde blijft voor de onderwerpen 'I' en 'he'.

Plaats

In een zin staat het modale werkwoord voor het hoofdwerkwoord. Zie in het voorbeeld hoe het modale werkwoord can voor het hoofdwerkwoord play staat.

En soms kan tussen de twee werkwoorden ook een bijwoord staan. Hier zie je het modale werkwoord can, het hoofdwerkwoord go, en daartussenin het bijwoord 'still'.

Vraagzinnen

In een vraagzin worden het modale werkwoord en het onderwerp van de zin omgedraaid. Zie je in de voorbeelden hoe de onderwerpen you en I van plaats zijn veranderd met de modale werkwoorden can en will?

Ontkennende zinnen

In een ontkennende zin zet je simpelweg het woord not achter het modale werkwoord.

Bekijk het schema hieronder voor een overzicht van een aantal hulpwerkwoorden, in welke situaties ze gebruikt worden en bijbehorende voorbeeldzinnen.

modaal hulpwerkwoord context voorbeeld

can / cannot (can't)

(kunnen)

kunnen, in staat zijn

 

 

mogelijkheid

 

 

verzoek

Can you speak Italian?

I can't play the guitar.

 

We can come to your party today.

 

Can you close the door, please?

could / could not (couldn't)

(kon, zou kunnen)

kunnen, in staat zijn

 

 

 

 

mogelijkheid (zou kunnen)

 

beleefd verzoek

I never thought I could be so tough.

You couldn't walk when you were two years old.

 

You could still go to school.

 

Could you help me with my project, please?

may / may not

(misschien)

mogelijkheid

She may want to join the game too.

She may not play football today.

will / will not (won't)

(zullen)

vragen of iemand iets kan doen

Will you drive me to school today?

My sister won't clean her room.

would / would not (wouldn't)

(zou)

beleefd vragen of iemand iets wil doen Would you water my plants while I'm away?