Le futur proche: de nabije toekomst
Je vormt de futur proche in twee stappen:
Stap 1: vervoeg het werkwoord ‘’aller’’ (= gaan)
Je vais
Tu vas
Il/elle/on va
Nous allons
Vous allez
Ils/elles vont
Stap 2: voeg daar het hele werkwoord bij.
Exemple:
Travailler (werken)
Je vais travailler = ik ga werken
Tu vas travailler = jij gaat werken
Il/elle/on va travailler = hij/zij/ men gaat weken
Nous allons travailler = wij gaan werken
Vous allez travailler = jullie gaan werken
Ils/elles travailler = zij gaan werken
Je kunt de futur proche herkennen aan de volgende signaalwoorden: