1. Vul de tabel in met de kenmerken van het demografisch transitiemodel per fase. Kies uit de volgende woorden:
Geboortecijfer: erg laag, afnemend, hoog (2x), laag
Sterftecijfer: laag (2x), langzame daling, hoog, snelle daling
Natuurlijke bevolkingsgroei: weinig / geen groei (2x), snelle groei, afnemende groei, langzame daling
| Fases | Geboortecijfer | Sterftecijfer | Natuurlijke bevolkingsgroei |
| Fase 1 | |||
| Fase 2 | |||
| Fase 3 | |||
| Fase 4 | |||
| Fase 5 |
2. Noteer bij de onderstaande zinnen de juiste fase van het demografisch transitiemodel. Gebruik elke fase 1x.
A. De mensen in een land worden heel oud, de gemiddelde levensverwachting op Bonaire is 80 jaar.
B. De kindersterfte is hoog door een gebrek aan voedsel en schoon drinkwater, mensen worden niet oud.
C. Er wordt meer gedaan aan gezondheidszorg, waardoor er minder kindersterfte is en mensen iets ouder worden.
D. Het sterftecijfer stijgt doordat er steeds meer mensen heel oud geworden zijn. Ook komen er weinig kinderen bij.
E. Vrouwen maken carrière, waardoor ze laat aan kinderen beginnen.
3. Noem drie demografische variabelen die de bevolkingssamenstelling beschrijven.