Toets

Beantwoord de volgende vragen.

1. Bekijk de twee stellingen over kolonialisme. Welk antwoord is juist?
Stelling 1: De kolonisatie van het Caribisch gebied begon met de komst van de Europese ontdekkingsreizigers in de 14e eeuw.
Stelling 2: De vier belangrijkste koloniale machten van het Caribisch gebied waren de Spanjaarden, Britten, Nederlanders en Fransen.
A) Beide stellingen zijn juist
B) Beide stellingen zijn onjuist
C) Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D) Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist

2. De gevolgen van het kolonialisme kan je vanuit verschillende dimensies bestuderen. Hieronder staat een aantal gevolgen. Welke dimensies horen hierbij?

Dimensie

Gevolg

1

Mengculturen, ontstaan als gevolg van de ontmoeting tussen (afstammelingen van) de inheemse bevolking, de kolonisator en de tot slaaf gemaakten.

2

Afhankelijkheid van de voormalig koloniale grootmachten qua handel

3

Inmenging in de politieke besluitvorming

A) 1. Sociaal culturele dimensie, 2 Economische dimensie, 3. Sociaal culturele dimensie
B) 1. Sociaal culturele dimensie, 2. Politieke dimensie, 3. Politieke dimensie
C) 1. Politieke dimensie, Economische dimensie, 3. Politieke dimensie
D) 1. Sociaal culturele dimensie, 2 Economische dimensie 3. Politieke dimensie

3. De identiteit van een persoon is te herkennen aan bepaalde gedragskenmerken van de persoon. 
Hieronder staan zes zinnen. 
A. Iemand eet ’s morgens pannenkoeken als ontbijt. 
B. Iemand heeft een vlek op zijn kleding na een maaltijd. 
C. Iemand is afkomstig van Indo-Caribische familie. 
D. Iemand is vrolijk na het horen van een goed cijfer. 
E. Iemand spreekt thuis Engels en op school Nederlands. 
F.  emand streeft naar eerlijkheid en gedraagt zich ook hiernaar. 

Welke zinnen zijn gedragskenmerken waarmee de identiteit van een persoon kan worden herkend? 
Noteer alleen de juiste letters. 

4. Welke woorden moeten bij de nummers 1, 2 en 3 komen te staan? 
Op de eilanden Bonaire, ...1… en …2... wordt door het grootste deel van de bevolking … 3… gesproken.

A) 1. Curaçao, 2. Sint-Maarten 3. Engels
B) 1. Aruba 2. Sint-Eustatius 3. Papiamento
C) 1. Saba, 2. Sint-Eustatius 3. Engels
D) 1. Aruba, 2. Curaçao 3. Papiamento

5. Hieronder staat een afbeelding. Welk begrip past hier het beste bij als onderschrift.

Titel onbekend…

A) Identiteit
B) Neokolonialisme
C) Multiculturaliteit
D) Mengtalen

6. Met de HDI-index kun je de:
A) De sociaal economische ongelijkheid tussen landen bestuderen
B) De sociaal culturele ongelijkheid tussen landen bestuderen
C) De sociaal economische ongelijkheid binnen een land bestuderen
D) De sociaal politieke ongelijkheid tussen landen bestuderen

7. De HDI-index is een combinatie van:
A) Inkomen, levensverwachting en onderwijs
B) Inkomen, beroepsbevolking en onderwijs
C) Beroepsbevolking, levensverwachting en onderwijs
D) BRP, kindersterfte en inkomen

8. Bekijk de twee stellingen over sociale-economische ongelijkheid. Welk antwoord is juist?
Stelling 1: Sociale-economische ongelijkheid kan ontstaan als gevolg van de geografische ligging.
Stelling 2: Sociaal economische ongelijkheid kan ontstaan als gevolg van discriminatie.
A) Beide stellingen zijn juist
B) Beide stellingen zijn onjuist
C) Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D) Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist

9. Bekijk de twee stellingen over de Duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Welk antwoord is juist?
Stelling 1: De letters SDG staan voor sustainable dream goals.
Stelling 2: Er zijn 17 SDG’s opgesteld voor de periode tot 2030.
A) Beide stellingen zijn juist
B) Beide stellingen zijn onjuist
C) Stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
D) Stelling 2 is juist, stelling 1 is onjuist