VS 7 Gevaar voor aanvaring

Voorschrift 7: Gevaar voor aanvaring

a) Elk vaartuig dient alle beschikbare middelen te gebruiken passend in de heersende omstandigheden en toestanden, om te bepalen of er gevaar voor aanvaring bestaat.

In geval van twijfel wordt een zodanig gevaar geacht te bestaan.

b) Er dient een juist gebruik te worden gemaakt van radarapparatuur, indien aangebracht en goed werkend, met inbegrip van het nasporen over grote afstand ten einde een vroegtijdige waarschuwing te verkrijgen van het gevaar voor aanvaring en met inbegrip van plotten of een gelijkwaardig stelselmatig nagaan van ontdekte voorwerpen.

c) Er dienen geen gevolgtrekkingen te worden gemaakt op grond van summiere gegevens, vooral niet van summiere gegevens verkregen met behulp van radar.

d) Bij de bepaling of er gevaar voor aanvaring bestaat, dient onder meer rekening te worden gehouden met de volgende overwegingen:
i) een zodanig gevaar wordt geacht te bestaan indien de kompaspeiling van een naderend vaartuig niet noemenswaard verandert;
ii) zelfs wanneer een aanmerkelijke verandering in de peiling blijkt, kan een zodanig gevaar soms bestaan, vooral bij het naderen van een zeer groot vaartuig of een sleep of bij het dicht naderen van een vaartuig.

Samenvattend: Je moet alles doen wat je kunt om te bepalen of er gevaar voor aanvaring bestaat.
En als je twijfelt of er gevaar is, dan is het er.

Heb je dan ook nog eens bepaald dat er geen gevaar is door alleen maar even uit je ooghoek te kijken en te besluiten: "Ah joh, Niks aan de hand." (summiere gegevens), dan voldoe je niet aan dit voorschrift.