Voorschrift 24: Slepen en duwen
In dit VS valt het weer meteen op dat men niet spreekt over een sleepboot maar over een WVS dat sleept.
a) Een werktuiglijk voortbewogen vaartuig dient bij het slepen te tonen:
i) in plaats van het licht voorgeschreven in
Voorschrift 23 a)
i) of a)
ii) twee toplichten,
het ene loodrecht onder het andere.
Wanneer de lengte van de sleep, gerekend van
het hek van het slepende vaartuig tot het uiteinde van de sleep, meer is dan
200 meter, drie van zulke lichten, loodrecht ten opzichte van elkaar;
ii) zijlichten;
iii) een heklicht;
iv) een sleeplicht loodrecht boven het heklicht;
v) wanneer de lengte van de sleep meer is dan 200 meter, een ruitvormig dagmerk, daar
waar dit het best kan worden gezien.
Wanneer er een sleepverband op je afkomt zie je dus behoorlijk wat lampjes op je afkomen.
Wanneer de sleepverbinding >200 meter is, (drie sleeplichten), en de sleepboot >50m komen er dus maar liefst vier "toplichten" op je af.
Is de sleepboot ook nog eens beperkt manoeuvreerbaar, dan zien we de RWR ook erbij.
Denk dan ook nog eens een paar passeerlichten erbij, bijvoorbeeld twee groene aan BB en twee rode aan SB en er komt een ware kerstboom op je af.
Heel verwarrend kan het worden als de sleep tgv de stroom en/of de wind niet recht achter het slepende schip drijft.
Dan zie je ook nog eens zijn boordlicht min of meer naast die van het slepende schip.
Dat kan zeer verwarrend werken.
b) Wanneer een duwend vaartuig en een vaartuig dat wordt geduwd vast aan elkaar zijn
verbonden in een samengestelde eenheid, dienen zij te worden beschouwd als één
werktuiglijk voortbewogen vaartuig en de in Voorschrift 23 voorgeschreven lichten te tonen.
Dat kan dus een onnatuurlijk breed schip opleveren waarbij het net lijkt of de toplichten niet hoog genoeg staan.
Maar het is natuurlijk belangrijk dat wij weten hoe breed het schip is.
Besef ook dat de toplichten dus misschien niet in het midscheepse vlak staan.
In principe koppelt de sleepboot in de midscheeps van het geduwde opbject, maar misschien is dat niet mogelijk.
c) Een werktuiglijk voortbewogen vaartuig dient, wanneer het duwt of langzij sleept, behalve in het geval van een samengestelde eenheid, te tonen:
i) in plaats van het licht, voorgeschreven in Voorschrift 23 a) i) of a) ii) twee toplichten,
het ene loodrecht onder het andere;
ii) zijlichten;
iii) een heklicht.
Het moet dus op een gewoon schip lijken. Alsof het er één geheel is.
d) Een werktuiglijk voortbewogen vaartuig waarop het bepaalde onder a) of c) van dit
Voorschrift van toepassing is, dient ook te voldoen aan Voorschrift 23 a) ii).
e) Een vaartuig of voorwerp dat wordt gesleept, anders dan die genoemd onder g) van dit
Voorschrift dient te tonen:
i) zijlichten;
ii) een heklicht;
iii) wanneer de lengte van de sleep meer is dan 200 meter, een ruitvormig dagmerk, daar
waar dit het best kan worden gezien.
Dus geen toplicht(en).
f) Vooropgesteld dat in één groep geduwde of langzij gesleepte vaartuigen wat betreft het
voeren van lichten beschouwd dienen te worden als één vaartuig,
i) dient een geduwd vaartuig dat geen deel uitmaakt van een samengestelde eenheid
voorop zijlichten te tonen;
ii) dient een langzij gesleept vaartuig een heklicht en voorop zijlichten te tonen.
g) Een niet of weinig opvallend, zich gedeeltelijk onder water bevindend vaartuig of voorwerp dat wordt gesleept of een combinatie van zulke vaartuigen of voorwerpen die worden gesleept,
dienen te tonen:
i) indien de breedte minder dan 25 m bedraagt, een rondom zichtbaar wit licht aan of
nabij het voorste uiteinde en één aan of nabij het achterste uiteinde met uitzondering
van draconen die geen licht aan of nabij de voorzijde behoeven te tonen;
Dracones zijn in feite grote rubber zakken waar (vooral) olie in vervoerd wordt.
Leeg zijn ze niet te zien, gevuld nauwelijks zichtbaar.
Overdag niet en 's nachts helemaal niet omdat ze zo goed als niet zichtbaar zijn op radar.
En die hoeven dus geen verlichting als ze gesleept worden (!)
ii) indien de breedte 25 meter en meer bedraagt, tevens een rondom zichtbaar wit licht
aan of nabij elke zijde ter plaatse van de grootste breedte;iii) indien de lengte meer dan 100 meter bedraagt, tevens rondom zichtbare witte lichten
tussen de lichten voorgeschreven onder i) en ii), zodat de onderlinge afstand tussen
de lichten niet meer bedraagt dan 100 meter;
iv) een ruitvormig dagmerk aan of nabij het achterste uiteinde van het laatste vaartuig of
voorwerp dat wordt gesleept en indien de lengte van de sleep meer bedraagt dan
200 meter tevens een ruitvormig dagmerk, daar waar dit het best kan worden gezien
en zo ver mogelijk naar voren geplaatst.
h) Wanneer het om een genoegzame reden onuitvoerbaar is om op een gesleept vaartuig of voorwerp de onder e) of g) van dit Voorschrift voorgeschreven lichten of dagmerken te tonen, dienen alle mogelijke maatregelen te worden genomen om het gesleepte vaartuig of voorwerp te verlichten of althans de aanwezigheid van een zodanig vaartuig of voorwerp aan te duiden.
i) Wanneer het om een genoegzame reden onuitvoerbaar is om op een vaartuig dat gewoonlijk
niet voor sleepwerkzaamheden wordt gebezigd, de onder a) of c) van ditniet voor sleepwerkzaamheden wordt gebezigd, de onder a) of c) van dit
Voorschrift voorgeschreven lichten te tonen, behoeft dat vaartuig deze lichten niet te tonen bij het slepen van een ander vaartuig dat in nood verkeert of anderszins hulp verlangt.
Om het onderling verband aan te duiden tussen het slepende vaartuig en het gesleepte vaartuig
dienen alle mogelijke maatregelen te worden genomen zoals toegestaan volgens
Voorschrift 36, in het bijzonder door de sleepdraad te verlichten.