Bij deze formatieve toetsing heb ik gebruik gemaakt van open vragen. De leerlingen moeten namelijk zelf bepalen hoeveel werkwoorden er in de zin zitten en deze dan ook benoemen. Zij moeten dus de zinnen goed lezen en begrijpen of het een samengestelde zin is of niet. Door open vragen te stellen kan ik controleren of de leerlingen de stof begrijpen (Geerts en Van Kralingen, 2020). De leerlingen worden bij open vragen ook meer aan het denken gezet dan bij gesloten vragen (Surma et al., 2019).
Op basis van de resultaten van de formatieve toetsing ga ik differentiëren op tempo. Door te differentiëren op basis van de resultaten houd ik zo veel mogelijk rekening met het niveau van elke leerling (Berben, 2018).