Antwoordensleutel:
1. heb = zww; gebruik = zww
2. kwam = zww; was = hww; kwijtgeraakt = zww
3. zat = zww; leek = kww
4. kleurde = zww; bleef = kww
5. krijgt = zww; inlevert = zww
6. lachte = zww; keek = zww
7. Verschillende antwoorden, moet minimaal een zww en hww bevatten.
8. Verschillende antwoorden, moet minimaal een zww en kww bevatten.