Beslis of je over je vader of je moeder wilt praten.
Verdeel de rollen en lees het gesprekje hardop voor.
Person A
Person B
What is your father/mother called?
How old is your father/mother?
What does (s)he like?
Why is (s)he great?
His/Her name is Peter/Anne.
He/She is 36 years old.
He/She likes reading books.
He/She helps me with my homework.
Maak 4 nieuwe gesprekjes door de gekleurde woorden te vervangen door een woord in dezelfde kleur uit de tabel.
(Bijvoorbeeld: het paarse woord uit zin 1 vervang je door een paars woord uit kolom 1.)